Met een slippende v-snaar komt de Mercedes de boerderijcamping oprijden, uitlaatdampen verpesten de schone landlucht. De schokdempers hebben hun beste tijd gehad, stel ik met een opgetrokken wenkbrauw vast en schenk het blikje bier leeg in mijn glas. Een boom van een vent stapt uit, hij laat de moter stationair draaien. Met een chagrijnig gezicht kijkt hij tussen de fruitbomen door naar de weilanden. Zijn tengere vrouwtje loopt voorzichtig op haar naaldhakken om de auto heen. Ze plukt aan haar te korte truitje. Van achter mijn bierglas zie ik een discussie ontstaan. Hij beent naar de achterklep en smijt hun bezittingen naast haar neer. Wiebelig doet blondie een paar passen achteruit. Een blauwe walm neemt bezit van de camping, het slaat op mijn toch al gevoelige longen. Tentstokken en haringen vallen rammelend op het grasveldje. Met handen als kolenschoppen slaat hij het tentzeil uit. Blondie zit op haar hurken een bosje scheerlijnen te ontwarren. Eindelijk doet hij de knorrende diesel uit. Een weldadige rust daalt neer over de camping. De man trekt het t-shirt over zijn hoofd, hij heeft grotere borsten dan zijn vrouw. Met kordate bewegingen begint hij de stokken door het tentdoek te wurmen. Het valt mij mee dat ze er soepeltjes doorheen schuiven. Daarna gebaart hij naar blondie, zij takkelt naar hem toe, grijpt met een bedenkelijk gezicht de tent, en wacht op verdere aanwijzingen. Hij hijst zijn spijkerbroek over zijn bilspleet, pakt een hamer en het bosje ontwarde touwen. Een geit stopt zijn kop tussen het prikkeldraad door. Verveeld grijp ik naar mijn krant. Zo te zien lukt het allemaal aan de overkant. Getik van de hamer geeft aan dat de iglotent bijna staat. Blondie gilt. ‘Kutgeit!’ Hoor ik de man schreeuwen. Over mijn krant zie ik een campingtafel door het weiland vliegen, gemekker van de geit geeft aan dat het raak is. Bonte stukjes stof van blondie’s rokje zitten in de bek van het dier. Ik voel mijn mondhoeken omhoog gaan.