Lid sinds

16 jaar 8 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#50 Een kin in een boom

Appels plukken Op weg naar de lagere school liepen wij, mijn schoolkameraden Sef, Arthur, Peter en ik, altijd via een veldweg. Dat was de kortste route naar school. Dan kwamen we langs de achterzijde van de boomgaard met hoogstamappelbomen van oma Schepers. Oma woonde in een oud villaatje aan de voorzijde, aan de kant van de grote weg. In het dorp stond ze bekend als een vermogende vrouw, weduwe van een fabrieksdirecteur. Als tijdens de oogsttijd, de goudgele appels zo’n mooie rode wangetjes hadden, werd de verleiding voor ons soms groot om zo’n heerlijk vrucht te verschalken. We leefden toen in de tijd van de tweede Wereldoorlog en thuis kregen we niet iedere dag fruit, want ook dat was schaars en op de bon. Na school, op de terugweg naar huis zouden we de kans wagen. Eerst keken we goed uit of oma nergens te bespeuren was, want die wist natuurlijk ook op welke tijd de kwajongens uit school kwamen. We verdeelden onze taken om de operatie appelplukken zo snel mogelijk te laten verlopen. Peter ging op de uitkijk staan om bij de minste onraad direct te waarschuwen. Arthur, de beste klimmer, moest in de boom klimmen. Sef en ik hielpen hem hierbij, door hem zó hoog op te tillen dat hij zich aan de onderste dikke takken kon vastpakken en optrekken. Daarna wist hij snel, via de vertakkingen, de appels te bereiken. Van onderaf gaven Sef en ik aanwijzingen waar de lekkerste appeltjes hingen. Binnen enkele minuten kwamen de begeerde vruchten naar beneden en maakten een zachte landing in het gras. De mogelijkheid dat oma plotseling kon verschijnen maakte dit avontuurtje toch extra spannend. Als ze ons herkende zou ze gelijk naar onze ouders gaan en dan zwaaide er wat voor ons. Wij genoten daarna van de gestolen vruchten, wetend dat oma niets tekort kwam. Piet van Buggenum

Lid sinds

9 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker
Hoi Piet, Interessant stukje, geschreven als een herinnering.
We leefden toen in de tijd van de tweede Wereldoorlog en thuis kregen we niet iedere dag fruit, want ook dat was schaars en op de bon.
Als ik dit lees, vraag ik me af, waarom het voor een aantal kwajongens zo makkelijk is om appels te stelen. Want in een tijd waarin fruit schaars is, zou ik verwachten dat oma - aangezien ze vermogend - hier een goede beveiliging of iets dergelijks zou hebben (zij heeft immers fruit in overvloed, suggereer je met de laatste zin).
Wij genoten daarna van de gestolen vruchten, wetend dat oma niets tekort kwam.
Deze zin bevreemdt me, want je praat in feite goed dat er is gestolen van oma, dus ze komt wel degelijk wat tekort. Wellicht kun je dit wat meer verduidelijken door te vertellen over waarom je 'weet dat oma niets tekort komt'.