Ik stoot heel vaak tegen het probleem aan dat ik me afvraag of de zin hieronder qua grammatica wel klopt: Cindy probeerde het probleem van haar af te zetten door zich weer op de tekst te richten, maar ze kreeg in de gaten dat Thomas haar aan zat te staren. ‘Wat?’ Cindy keek Thomas vragend en kribbig aan. ‘Je lijkt wat afwezig. Wat is er?’ Cindy herstelde zich verschrikt. ‘Niets.’ Cindy was zich ervan bewust dat ze loog. Het probleem is. Als een vrouw zich hersteld, herstelde ze ZICH dan of is het: herstelde ze HAAR? Cindy probeerde het probleem van haar af te zetten door HAAR weer op de tekst te richten, maar ze kreeg in de gaten dat Thomas haar aan zat te staren. ‘Wat?’ Cindy keek Thomas vragend en kribbig aan. ‘Je lijkt wat afwezig. Wat is er?’ Cindy herstelde HAAR verschrikt. ‘Niets.’ Cindy was zich ervan bewust dat ze loog. is het zich herstellen of haar herstellen?