Perspectief - vertellend ik
Goedemorgen!
Ik heb net de laatste hand aan een kinderboek(je) gelegd. Nu ik weer uit de 'flow' ben en mijn boek aan het herschrijven ben, ga ik twijfelen of ik het perspectief wel juist heb gebruikt. Een langer stuk staat op proeflezen.
Het perspectief is de ik-figuur, specifieker 'vertellend ik'.
De ik-figuur kijkt terug op de dag die ze heeft meegemaakt. In de verleden tijd.
Maar soms geeft ze commentaar op die belevenissen, vanuit het nu. Gevoelsmatig heb ik dus tegenwoordige tijd gebruikt voor het commentaar. Nu lees ik het terug en lijkt alles door elkaar te lopen (enige geluk: een kind van 8 heeft nog geen idee van perspectief|).
Voorbeeld:
Dit vond ik: Een baljurk, een tiara, lange prinsessenhandschoenen en een trui. De trui was meer noodzaak dan prinses. Het is pas maart en koud. De tiara prikte vreselijk in mijn hoofd, maar een beetje prinses moet pijn lijden, heb ik altijd begrepen. Denk maar aan de prinses op de erwt. Die voelde zich de volgende ochtend ook alsof ze door een vrachtwagen was overreden. Of, in haar geval, omdat er toen nog geen auto’s bestonden, overreden door een kar getrokken door tien paarden.
En aan het einde van het boek, als de dag is afgelopen, wil ik toch een klein stukje van de nieuwe dag beschrijven. Alleen, ze keek terug op dag 1. Hoe start ik dan dag 2? Benoemen dat het dag 2 is en helemaal in de tegenwoordige tijd? Of hetzelfde, terugkijkend op dag 2?
Dank alvast! Groetjes Leonie