De innerlijke dialoog / dialoog combinatie.
Dag allemaal,
Ik ben met mijn allereerste schrijfopdracht bezig voor school en ben voluit tegen een ''denkbeeldige'' muur gebotst.
Mijn opdracht is een situatie te creëren waarin personage 'A' personage 'B' ervan probeert te overtuigen om hem te vertrouwen en samen met hem achter personage 'C' te gaan, terwijl het werkelijke doel van personage 'A' is dat hij personage 'B' naar een afgelegen plek probeert te lokken en hem daar dan wilt vermoorden.
Mijn probleem zit in de laatste twee zinnen van dit stukje:
‘’Goed,’’ Zei Hans. Hij schoof zijn stoel zachtjes naar achteren en ging staan. ‘’Zullen we dan maar gaan?’’
Ik hief mijn hoofd op en keek hem aan. ‘’Je weet zeker dat je dit wilt doen?’’
Het was riskant om hem voor een keuze te stellen waarbij afhaken een optie was, maar ik wilde niet te veel druk op hem zetten. Als ik te veel druk zou zetten, zou hij door hebben gehad dat er iets aan de hand was en zou hij als gevolg daarvan automatisch zijn afgehaakt.
‘’Des te sneller dit allemaal achter de rug is, des te beter.’’ Antwoordde hij met een ongemakkelijke blik. ‘’Snap je wat ik bedoel?’’
Ik schoof mijn eigen stoel naar achteren en ging ook staan. ‘’Helaas snap ik maar al te goed wat je bedoelt.’’
Hans zette een stap naar rechts en bewoog zijn hand naar het gordijn, maar haakte voor een of andere reden op het allerlaatste moment af. ‘’Er is echter één ding dat ik niet lijk te begrijpen…’’
Een koude rilling trok over mijn rug. Heeft hij het door? Dacht ik.
''En dat is?'' Vroeg ik ietwat verrast.
Beschrijf ik hier op de juiste manier de overgang van gedachten naar woorden?
Ik ben hier nogal slecht in, dus ehm, ik hoop dat iemand me kan helpen.
Een andere opmerking? prima!
(Excuses voor mogelijke spellingfouten. Ik heb de neiging sneller te denken dan dat ik schrijf, wat soms voor rare zinnen zorgt)
Handeninhethaar, welkom op
Lid sinds
15 jaar 3 maandenRol
U wordt bedankt.
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol