Afbeelding

Chrétien Breukers.

Preciserende fantasie

Blog door Chrétien Breukers op Schrijven Online.A.H.J. Dautzenberg doneerde een nier en schreef daarover een roman. In zijn net-verschenen verhalenbundel En dan komen de foto’s  (leesfragment) suggereert hij dat dit niet waar is. Welke versie klopt? We hebben geen idee. Moeten we het per se weten, ik bedoel, is het echt nodig om te weten of dat van die nier ‘klopt’? Ik heb een nieuwe hartklep (de operatie was in 2010) en ik heb ooit een stuk huid aan een brandwondenslachtoffer gedoneerd, omdat mijn huid volledig ‘matchte’ met die van het slachtoffer. Ik heb toch huid genoeg. Of verzin ik nu maar wat?

Carl Friedman, die schreef over een vader met een kampsyndroom, groeide op in een katholiek gezin. In het zuiden van het land, waar weinig joden wonen. Is Tralievader daarom een minder goed boek, nu we weten dat ze waarschijnlijk net zo joods is als een niet-jood? Ik weet het niet. Ik heb nooit een vader gehad die in het kamp zat of joods was. Wel ben ik, net als Friedman, katholiek opgevoed. Tralievader vond ik een prachtig boek.

‘Ik schrijf zo snel omdat ik benieuwd ben naar de afloop.’ Dat zei Simon Vestdijk. Schrijven is niet leven, en wat op papier komt heeft niets, of niet alleen, met het ‘echte leven’ te maken. Zelfs de schrijver weet niet altijd hoe een boek zal aflopen (tot hij de laatste regels op papier heeft gezet). Een schrijver betreedt, als hij de eerste woorden van een boek optekent, een nieuwe wereld, een wereld waar geheel eigen, buiten die wereld niet erkende (maar door sommige lezers die buiten die wereld staan soms wel herkende) wetten.

Een schrijver afrekenen op ‘de waarheid’ is kinderachtig. Schrijvers hoeven zich niet aan de waarheid te houden (al mag dat natuurlijk wel). Het mooie van schrijven is nu net, dat er geen wetten voor gelden. Wie goed kan schrijven, zal dat op zijn eigen toonhoogte doen - en vervolgens via niet van tevoren vast te leggen wegen zijn eigen gang gaan. Elk boek dat de moeite waard is, is zonder precedent.

Ik lees bij Bohumil Hrabal over de methode die hij hanteert: ‘Ik schrijf altijd over wat mij aan opmerkelijke dingen is overkomen, over wat anderen aan benijdenswaardige dingen is overkomen. Dus het vertrekpunt is altijd authentiek, aan het begin is er altijd een gebeurtenis, een belevenis. Maar de speelsheid in de mens noopt me ertoe dat ik met mijn verbeeldingskracht de loop der gebeurtenissen enigszins anders rangschik, dat ik in die authenticiteit de gistkorreltjes van mijn preciserende fantasie strooi, net zoals most in wijn verandert, wort in bier. Deze haast chemische reactie noem ik: vermafkezen.’

Zonder dat ‘vermafkezen’ is er geen literaire tekst. Het mooiste in dit citaat vind ik ‘mijn preciserende fantasie’. Dát is wat schrijvers doen. En alleen met die wetenschap in het achterhoofd mogen we hun de nieren proeven.

Comments

Als een roman gebracht wordt als non-fictie of autobiografisch, mag je daarin niet liegen over 'grote' dingen. Natuurlijk zullen details niet altijd kloppen, alleen al omdat je ze niet altijd kent of niet meer goed weet, maar de hoofdlijnen moeten waar zijn. Als je dus een autobiografische roman schrijft over dat je een nier hebt gedoneerd, en dat is niet waar, vind ik dat een slechte zaak. Als je 'gewoon' een roman schrijft over iemand die een nier doneert, desnoods in ik-vorm, is het prima als het fantasie is. Ik heb Tralievader niet gelezen, maar zolang Carl niet beweert dat het zijn vader was, dan is het geen probleem. Dat iets dichter tegen de waarheid aan ligt dan bijvoorbeeld draken en elfen, betekent niet dat het perse waar moet zijn. Maar als je beweert dat het waarheid is, moet het ook waarheid zijn.