De moraal van het verhaal

De moraal van het verhaal is een uitdrukking die op veel verhalen kan slaan, zelfs op reisverhalen, thrillers of science fiction, maar voor fantasyverhalen lijkt de moraal welhaast een plicht. Hoe dat komt weet ik niet precies maar ik vermoed dat het te maken heeft met de strijd tussen goed en kwaad die in veel fantasyromans speelt. De lezer dient dan wel te weten welke personages om welke reden deelnemen aan deze strijd want anders wordt het onoverzichtelijk. En de personificatie van het kwaad is vaak niet een personage maar een mythisch figuur die zich achter de coulissen schuil houdt en op het toneel meespeelt zonder gezien te worden.

De moraal is als een kapstok waaraan je een fantasyverhaal kunt hangen, of het nu gaat om een kort verhaal of om een zesdelige epic fantasy. De kapstok blijft hetzelfde maar de aankleding verandert met de schrijver die de moraal uitwerkt tot een verhaal. Fantasy verhalen hebben wel iets weg van cowboyfilms die ik vroeger zag, je weet dat de goede wint maar het blijft spannend tot het laatste moment. En datzelfde doet de fantasyschrijver op papier.

Be true

Stephen Donaldson schreef in de jaren tachtig van de vorige eeuw een fantasyverhaal waarin de hoofdpersoon Thomas Covenant heet, een lepralijder die in een fictief land terecht komt waar hij geacht wordt een kwaadaardig iemand, Lord Foul genaamd, te bestrijden. Daarvoor echter gaat hij naar een nabijgelegen dorp waar hij gemeden wordt als de pest en waar hij een bedelaar ontmoet die hem maant: be true. Daarna wordt hij overreden en komt in het fictieve land terecht.

In het hele wijdlopige verhaal is dit de meest intrigerende zin die ik ben tegengekomen. Wat zou de bedelaar daar in vredesnaam mee bedoelen? True betekent waar, maar in het Nederlands vertaald, betekent het: wees waar? Na enig nadenken besloot ik het te vertalen als: wees waarachtig en na verder nadenken: wees trouw. Niet dat ik daar veel mee opschoot maar het leek mij een correctere vertaling. En dan is de vraag natuurlijk: waarom correcter?

Thomas Covenant gelooft nergens in, daarom wordt hij ook wel de Unbeliever, de Ongelovige genoemd. Zijn witgouden trouwring draagt hij echter nog alhoewel hij van zijn vrouw gescheiden is. In het fictieve land is deze ring van grote betekenis, het is een magische ring, een drager van wild magic, waarmee hij Lord Foul ten val kan brengen. Het verhaal stikt werkelijk van de symboliek maar ondanks dat alles blijft de centrale vraag in dit verhaal toch: wees trouw. Het is de vraag die de bedelaar stelt maar het is ook de vraag die Donaldson aan de nietsvermoedende lezer stelt. Trouw hoort wellicht in een heiligenleven thuis, of in een fantasyverhaal, maar dat maakt niet veel uit. Het is iets uit een boek, in het echte leven komt het niet voor, zo lijkt het. Donaldson weet wel beter.

Thomas Covenant is in filosofische zin een nihilist: een strikte ongelovige. In het fictieve land echter wordt hij zeer tegen zijn zin gedwongen om te handelen met behulp van zijn magische trouwring. En daar komt een eerste aap uit de mouw: hij is trouw aan de vrouw waarvan hij gescheiden is. Het ligt voor de hand in te zien dat hij een convenant met zichzelf gesloten heeft om de ring te dragen, zijn vrouw had gelijk om te scheiden van een lepralijder maar het convenant overschrijdt de scheiding als een dwingende opdracht van zijn geest, de ring is niet alleen een symbool van trouw maar ook van liefde. Dat lijkt me een verbazingwekkende vorm van waarachtigheid.

De bedelaar had ook kunnen zeggen, be honest, wees eerlijk, en dat zou binnen de context van het verhaal volstrekt misplaatst zijn geweest. En dan komt de tweede aap uit de mouw: Covenant is niet op zoek naar eerlijkheid, rechtvaardigheid of waarheid, hij is op zoek naar zichzelf en dan helpen dergelijke overwegingen niet, ze zouden hem alleen maar in de weg lopen. Hij wil weten wat hij doet in zijn lepralichaam, wat hem bezielt, wat hem kan redden van de waanzin van zijn lichaam: Leper! Outcast! Unclean, zo roept hij en hij beseft dat het niet alleen op zijn lichaam slaat maar ook op zijn geest: hij is onrein. Hem helpt geen doop in de Jordaan, hij zal zichzelf moeten reinigen, niet met water maar met het vuur van Lord Foul zodat hij kan herrijzen als een feniks uit de as. Hij is een zondaar wiens zonden niet ingefluisterd zijn door god of de duivel maar door zijn eigen door waanzin bedwelmde geest en hij is geen lepralijder meer maar een verdoemde. Zijn redding ligt in het fictieve land van zijn onbewuste waar hij van zondaar tot redder wordt waarmee hij zichzelf waarlijk heeft overwonnen. En is dat niet wat de bedelaar bedoelt: overwin jezelf?

En zo gebeurt het. Onze protagonist behaalt een zelfoverwinning en dat maakt hem tot een waarachtig mens, hij heeft zijn lot niet geaccepteerd maar bestreden net zoals Frodo Balings op de Doemberg waar hij gelukkig een handje geholpen werd door zijn alter ego, Gollem.

Over de auteur

Frans Tolsma (1944) woont met zijn vrouw in Winterswijk waar ze geboren en getogen zijn. Na circa vijftig jaar in binnen- en buitenland werkzaam te zijn geweest, keerden ze met zijn pensioen in 2011 terug en pakte hij zijn hobby's, lezen en schrijven, weer op.  Bij het lezen lag het zwaartepunt bij fantasy en science fiction en in 1985 verscheen een fantasyroman van hem, de Macht van het Zwaard, bij uitgeverij het Spectrum. Na 34 jaar verschijnt zijn tweede fantasyroman, Heren van de Taal bij uitgeverij Boekscout.