Afbeelding

Jeroen Windmeijer

Jeroen Windmeijer

Jeroen Windmeijer

De bekentenissen van een schrijver

In 2015 debuteerde Jeroen Windmeijer met De Bekentenissen van Petrus. In een rap tempo volgden bij HarperCollins Holland de bestsellers Het Pauluslabyrint (2017), Het Pilgrim Fathers Complot (2018) en De Offers (2019). In maart 2020 verschijnt Het Isisgeheim, dat hij samen schreef met Jacob Slavenburg, en in oktober 2020 ziet De Bezoekers het licht. Zijn werk is inmiddels vertaald naar het Tsjechisch, Duits, Italiaans, Engels en Portugees. St Pauls Labyrinth stond enige tijd wereldwijd op nummer 1 bij Amazon, in de sectie Religious Historical Fiction.

Hoe het begon
Een kleine vijf jaar geleden debuteerde ik met De Bekentenissen van Petrus, dat onlangs opnieuw is uitgebracht als Het Petrusmysterie. Ik was nog werkzaam als leraar godsdienst en maatschappijleer op een middelbare school in Leiden. Vrijdag was mijn vrije dag en de uren waarin onze dochter op school zat – zo tussen 9.00 en 15.00 – kon ik schrijven.
Twee jaar voor mijn debuut had ik een Nederlandstalige thriller gelezen die ik echt heel erg slecht vond, maar die in een enorme bestseller was geworden. ‘Ja, maar dát kan ik ook,’ zei ik tegen mijn vrouw. ‘Laat maar zien dan,’ was haar antwoord.

Schrijf over wat je kent
‘Schrijf over je eigen achtertuin,’ is het advies dat beginnende schrijvers altijd krijgen, met andere woorden: schrijf over wat je kent. In mijn geval is dat Leiden, de stad waar ik als 18-jarige culturele antropologie kwam studeren om er vervolgens nooit meer weg te gaan. Ik las altijd al heel graag religieus getinte thrillers zoals de Da Vinci Code en aanverwante boeken. Als leraar godsdienst had ik een bovengemiddelde belangstelling voor alles wat met geloof te maken heeft – en dan met name met het (vroege) christendom.
Als je een thriller met godsdienst en geschiedenis over Leiden wil schrijven, kom je als vanzelf uit bij Petrus. Hij is onze beschermheilige en aan hem danken we onze bijnaam ‘Sleutelstad”. De legende wil dat hij in Rome zou zijn gestorven en dat op zijn graf de Sint Pieter zou zijn gebouwd. Bij nadere bestudering blijkt dat er nog geen snippertje bewijs is voor deze theorie. Een ándere legende stelt dat Petrus naar Engeland zou zijn gegaan. Dáár baseerde ik mijn boek op, zodat ik deze leerling van Jezus in ieder geval in de buurt van Leiden kon krijgen. Ik verzon een spannend verhaal rond een Leidse archeoloog Peter de Haan en de studente Judith Cherev, waarbij ik Bijbelse, Romeinse en lokale geschiedenis met elkaar vervlocht.
Het boek kwam uit bij Primavera Pers, een kleine Leidse uitgeverij, en binnen een jaar werden er een kleine vijfduizend exemplaren verkocht, zonder enige andere vorm van publiciteit dan mond-op-mond-reclame. Dit succes kwam een vertegenwoordiger van HarperCollins Holland ter ore, die contact met me opnam. Ik kreeg twee boekcontracten aangeboden en schreef Het Pauluslabyrint en Het Pilgrim Fathers Complot.
Inmiddels was ik een dag minder op school gaan werken, omdat het schrijven en de promotie van mijn boeken steeds meer tijd in beslag begonnen te nemen. Ook organiseerde ik stadswandelingen aan de hand van mijn boeken en gaf ik lezingen te. Al snel kwam ik op een punt dat deze twee banen eigenlijk niet meer goed te combineren waren, waarna ik de (gecalculeerde) sprong in het diepe waagde: ik stopte met lesgeven om me volledig op het schrijverschap te kunnen richten.

‘Inspiratie wordt overschat’
Nu ben ik voltijds schrijver. In het schrijverschap komt alles samen wat ik leuk vind om te doen en waar ik goed in ben: onderzoek doen, met mensen praten, reizen, lezen en schrijven.
Ik huur een bureautje in de stad waar ik me aan kantoortijden houd: tussen circa 8.00-17.00 werk ik aan mijn boeken. ’s Avonds en in het weekeinde schrijf ik niet. Ik heb ook geen aantekenboekje bij me, omdat ik denk dat als ik het niet onthoud het wel niet belangrijk zal zijn geweest.
Voor sommigen aan wie ik dit vertel, is het wat ontnuchterend. Veel mensen hebben nog dat romantische idee van de schrijver die ploeterend, diep in de nacht, aan zijn boek werkt, bij kaarslicht en een halflege fles wijn naast zich. Maar mijn ervaring is dat deze regelmaat gewoon het beste werkt. Ik denk ook dat inspiratie wordt overschat. Wat dat betreft heeft Picasso het prachtig verwoord. Hij zei: “Inspiratie bestaat, maar die moet jou werkend aantreffen.” Of denk aan Woody Allen die zei: “Art is 90% about showing up”, oftewel: gaan zitten en schrijven, dan komt de inspiratie terwijl je bezig bent.
Inmiddels geef ik cursussen Proza Schrijven aan het LAK, een aan de Universiteit van Leiden verbonden cursuscentrum. Een van de belangrijkste lessen die de mensen mee naar huis krijgen, is uiteindelijk dat er altijd een verhaal in je zit dat eruit komt als je er voor gaat zitten. De cursisten merken dat al tijdens de korte schrijfopdrachten waarbij ze in soms tien minuten tijd een scène moeten schrijven. Iedereen heeft na die tijd altijd wel iets om voor te lezen. En dan zien ze: deze tekst was er net nog niet en die zou er nooit zijn geweest als ik er niet voor was gaan zitten of als ik op inspiratie had zitten wachten.
In maart verschijnt Het Isisgeheim, een boek dat ik samen heb geschreven met Jacob Slavenburg. Verder heb ik net de laatste hand gelegd aan mijn manuscript De Bezoekers, waarin ik mijn levenslange fascinatie voor UFO’s en aliens kwijt kan. Het verhaal speelt in de Peruaanse Nazca-woestijn waar als sinds vele eeuwen raadselachtige figuren in het zand zijn getekend. Dit is het tweede deel van wat een Latijns-Amerika trilogie moet worden. Het eerste deel, De Offers, was deels gebaseerd op het antropologische veldwerk dat ik als student had gedaan. Zes maanden had ik in een kleine indiaanse gemeenschap aan de oevers van het Boliviaanse Titicacameer gewoond.
Je “achtertuin” dus ook ver-van-je-bed zijn.