Vervolg van het interview met Willem Thies in het vierde nummer van Schrijven Magazine van 2012.

Hoe kom je aan de titel van het gedicht?

Ja, Hamelink. Een leraar op de middelbare school had een bundeltje gestencilde verhalen. ‘Het plantaardig bewind’ van Jacques Hamelink zat daar ook tussen. Ik vond het fascinerend. Het ging over een schuw jongetje, bijna niet menselijk. Tevens is de associatie met de Tweede Wereldoorlogmogelijk: via ‘schrikbewind’ (en het Hamelinkse ‘bewind’ is niet ‘zachtaardig’) krijgen we de terreur van de bezettende Duitse macht voor ogen.

Dit is een gruwelijk onderwerp, maar het is duidelijk dat je een mooi gedicht wilt schrijven. Mooi van taal, van klank, van opbouw. Heb je heimwee naar oudere dichters?

Ik vind dit een moeilijke maar ook cruciale vraag. Ik ben daar heel erg mee bezig; met mijn positionering. Misschien ben ik wel enigszins conservatief. In sociaaleconomische zin ben ik progressief, maar in cultureel opzicht vrij conservatief. Ik voel me niet zo aangetrokken tot de postmoderne poëzie van de jaren negentig, waarin geflirt wordt met clichés en de uitgesproken lelijke taal van de straat. Hoge en lage cultuur door elkaar. Ook hedendaagse poëzie met slang taal spreekt me minder aan. Ik houd van welluidende poëzie en van visueel sterke poëzie, van verrassende of scherpe beelden. Menno Wigman is een favoriet. Ik word ook gefascineerd door de schaduwzijde. Met name mijn debuutbundel laat dat zien.

De grote stad is soms een personage in mijn gedichten: de mens is een stadsdier. Daarom wilde ik een stadsfoto op de bundel. Hugo Keizer, de fotograaf, houdt van grote steden. Je ziet bovenin ook de camera’s: kijken en bekeken worden, voyeurisme. Ik vond het een imponerend en intrigerend beeld, maar ook uitnodigend. Stap de roltrap op en betreed de bundel. Vanuit de laagte naar de hoogte.

Door: Remco Ekkers