Vervolg van het interview met Joke van Leeuwen in het vijfde nummer van Schrijven Magazine van 2012. Bestel het nummer hier na.

Ik vind het belangrijk om ook écht iets te kunnen betekenen met mijn werk. Zo doe ik hier in Antwerpen ook mee aan een project met betrekking tot eenzame uitvaarten. Om de zoveel tijd schrijf ik een gedicht. Het gedicht ga ik tijdens de uitvaart ook echt voordragen. Het is vreemd om te ervaren dat je dan na afloop alleen of met twee mensen achter de kist aanloopt. Ik vind het, in al zijn eenvoud, zinvol daar dan te zijn. Ik ben ontroerd wanneer er dan soms plotseling toch een buurman komt opdagen, of een oude kennis.

Iemand vroeg mij eens: ‘Mijn zoon is overleden, hij is verongelukt. Zou je iets voor hem willen schrijven?’ Sommige mensen roepen dan: ‘Dat zijn gelegenheidsgedichten, waarom doe je daaraan mee?’ Maar daar heb ik geen moeite mee. Die mensen hadden zo’n enorm groot verlies geleden. Ze verloren hun zóón. Het minste wat ik kon doen, was de ouders enigszins troost bieden in de vorm van woorden.

Heb je nog tips voor beginnende schrijvers?

Dat vind ik best een moeilijke vraag. Ik heb een tijdje schrijfworkshops gegeven. Er waren toen allerlei leuke deelnemers, maar er stak er één echt bovenuit. Dat was Tjitske Jansen, die nu ook is doorgebroken. Haar invalshoek, haar taalgebruik was origineler dan dat van de anderen. De één heeft een talent waar je niet onderuit kunt, de ander moet er hard voor werken. Maar als je denkt: ik kan het, dan moet je het zeker proberen. De tijden zijn denk ik wel moeilijker geworden voor beginnende schrijvers. Uitgevers steken hun tijd en energie liever in bestsellers, niet in debutanten en risico's.

Veel lezen vind ik ook belangrijk. Voorlezen ook, ook bij volwassenen. Het is goed om veel verschillende verhalen te kennen, veel woorden te zien of te horen… Het zorgt ervoor dat je scherp blijft.

Verder zweer ik bij zelfdiscipline. Je moet blijven werken en met vertrouwen, maar kritisch, naar jezelf blijven kijken. Kan het beter? Als ik een boek af heb, leg ik het een tijdje weg totdat ik het zowaar vergeten ben. Dan kijk ik er nog eens met een frisse blik naar en kijk wat er nog beter kan. Een vriendin, die Germaanse talen heeft gestudeerd en veel leest, kijkt mijn manuscripten ook elke keer na. Van haar weet ik: ze geeft nuttig commentaar en zal niet slijmen. Mijn redacteur leest verder uiteraard ook met grote aandacht mijn manuscript. Ik hecht waarde aan haar oordeel.

Toen ik net begon dacht iedereen mijn criticus te mogen zijn. De een zei: ‘Je moet dit doen’, de ander zei: ‘Nee, je moet juist dat doen.’ Ik dacht dan: van waaruit praat jij nu eigenlijk? Stuur je werk dus alleen naar critici die ook iets te melden hebben. Maar geloof vooral in je eigen kracht. Je moet niet te gauw tevreden zijn.

En weer kijkt ze me, net als aan het begin van ons gesprek, afwachtend aan. Door mijn hoofd flitst de zin ‘Wie weet was het grote meisje stil van buiten en lawaaierig van binnen’ uit Het weer en de tijd. Achter de oprechte glimlach van deze observerende, zachtaardige schrijfster bevindt zich een wilde, kleurrijke wereld.

Door: Mirthe Smeets