Afbeelding

Jongetje

Foto door Bess Hamiti via Pexels

Wat als je personage een kind is?

Zoveel personages, zoveel uitwerkingen. In de tipreeks ‘Wat als?’ worden er veelvoorkomende scenario’s die personages overkomen onder de loep genomen. Zo leer je een algemeen gegeven uit te werken op een manier die perfect bij jouw unieke personage past. Deze week: Wat als je personage een kind is?


Als je in een verhaal voor volwassenen over een kind schrijft, houdt het dan realistisch en verfrissend. Dat is moeilijker dan het in eerste instantie lijkt. Dit artikel geeft wat tips voor schrijven over kinderen van nul tot twaalf jaar. 

Clichés om te vermijden 

In verhalen voor volwassenen worden kinderen vaak gebruikt voor snelle symboliek in plaats van dat er (realistisch) in hun belevingswereld wordt gedoken. Dat is niet per se erg, want als je hoofdpersoon een volwassene is, is het kind al snel een medepersonage. Dan werk je dat per definitie al minder uitgebreid uit. Maar waak ervoor dat je een kind niet reduceert tot iemand die:

  • medelijden moet opwekken (“Ach, dat arme kind met kanker.” “Het is vreselijk dat die man dakloos is. Het is al helemáál erg dat hij ook nog een kind heeft in dezelfde situatie.”)
  • onschuld moet portretteren (“Kijk Frenkie en Abdel eens lief spelen in de zandbak. De wereld is niet alleen maar slecht…”) 
  • het verhaal ‘zoeter’ maakt door louter in het verhaal aanwezig te zijn (“Die strikjes in het haar van Lizzy zijn zó schattig! Zoiets vrolijks had ik nodig in mijn leven na net gedumpt te zijn…”)

Als je dit subtiel doet, kan dat prima. Maar bedenk dat kinderen óók volwaardige personages (kunnen) zijn, niet slechts een lopend uithangbord voor bepaalde thema’s. 

Wat een kind niet kan 

Kinderen zijn volop in ontwikkeling. Hier zijn een aantal mijlpalen in de mentale ontwikkeling. Zo krijg je een beter idee van hoe een kind de wereld inkijkt. 

  • Vanaf een jaar of twee herkent een kind emoties bij anderen (“Als mama huilt, is ze verdrietig.”)
  • Als een kind zo’n vijf jaar is, kan het zich daadwerkelijk in anderen verplaatsen (“Als ik iets doe of vindt, wil dat nog niet zeggen dat jij er ook zo over denkt.”) Tot die tijd is een kind egocentrisch in de taalkundige zin van het woord. 
  • Tot een jaar of vier, vijf, ziet een kind geen rassenverschil. Het herkent wel degelijk verschillen in huidskleur of de hoogte van jukbeenderen, maar ziet dat dan nog heel feitelijk. Een beetje zoals bij oogkleur. Iemand heeft nou eenmaal bruine of grijze ogen. Pas na die leeftijd gaan ze ook zien dat een andere huidskleur of hoogte van jukbeenderen iemand ook echt anders maakt van ras. 
  • Kinderen krijgen pas laat begrip van abstractie. Zowel bij beelden als bij begrip. Dat begint een beetje rond tien jaar en voltooit zich pas echt als de puberteit begint. 

Lezen over ontwikkelingspsychologie helpt om de wereld en de leeftijd van het kind goed te begrijpen.   

Eigen persoontje   

Een kind is altijd een eigen persoontje. Dat begint al van baby af aan. Het ene kind van één jaar is al hartstikke koppig, waar het leeftijdsgenootje (nog) aanhankelijk is. En het ene kind van zes is ontzettend behulpzaam, waar het ander een echte pestkop is. Wees héél alert op de valkuil: “Het kind is nog maar X jaar, dus over deze persoonlijkheidskenmerken kan het nog niet beschikken.” Dat is vaker niet dan wel waar. 

Over de auteur

Nadine van de Sande is freelance copywriter en schrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de ondernemersschool.