5 vragen die je jezelf moet stellen als je personage superkrachten heeft

Zoveel personages, zoveel uitwerkingen. In de tipreeks ‘Wat als?’ worden er veelvoorkomende scenario’s die personages overkomen onder de loep genomen. Zo leer je een algemeen gegeven uit te werken op een manier die perfect bij jouw unieke personage past. Deze week: Wat als je personage superkrachten heeft? 

Je kan je personage altijd superkrachten geven als je dat wil. Laat je creativiteit de vrije loop. Jij bent baas in eigen boek. Maar er is wel een aantal dingen waar je op moet letten als je je personage superkrachten geeft. 

1. Waarom deze superkracht?

Ga bij jezelf na waarom je juist deze superkracht aan je personage geeft. Ja, het is hartstikke gaaf om te kunnen vliegen. Maar heeft het wel een functie in je verhaal of voor het plotverloop? Ook als je een fantasy schrijft waarin superkrachten de norm zijn, moet je jezelf deze vraag stellen. Er is een aantal superkrachten die min of meer standaard zijn. Denk aan vliegen, onzichtbaar zijn of gedachtenlezen. Jeugdpuistjes kunnen wegtoveren zou evengoed een superkracht kunnen zijn. (Eentje waartegen de gemiddelde tiener geen nee zou zeggen.) 

Waarom kan jouw personage wel vliegen, gedachten lezen of voorwerpen besturen met zijn gedachten, maar géén puistjes wegtoveren en/of zichzelf onzichtbaar maken? Daar moet je een antwoord op hebben. Meestal heeft dat met belangrijke plotpunten te maken. 

2. Waarom je personage?

Kijk nogmaals goed naar je plot en bedenk waarom juist je (hoofd)personage een of deze superkracht heeft. Is hij een uitverkorene? Past dat bij zijn karakter? Helpt dat later de grootste slechterik te verslaan? Superkrachten zijn gaaf, maar alleen omdat het gaaf is, mag je het nog niet zomaar in je verhaal gebruiken. Het moet wel een functie hebben voor je verhaal. 

3. Is het nog wel een superkracht?

Bedenk ook of de superkracht in jouw fictieve wereld nog wel speciaal is. Als iedereen kan vliegen, is dat de normaalste zaak van de wereld en geen superkracht meer. Dat lijkt een open deur intrappen, maar dat kan weerslag hebben op de manier waarop je je personage portretteert. “Een kijk-mij-eens-kunnen-vliegen-houding” gaat niet meer op als iedereen dat kan. Dat kan het verschil maken tussen een arrogante kwal en een onzeker grijs muisje.

4. Hoe leert je personage de superkracht?

Bedenk vooraf of je personage de superkracht nog moet leren of hem vanaf de geboorte al onder controle heeft. Als de kracht nog aangeleerd moet worden, heb je al een mooi deel van een narratief conflict te pakken. Maar als je personage zijn kracht altijd al gehad heeft, zorg er dan zeker voor dat hij op een ander vlak (emotioneel, mentaal of intellectueel) nog wel zijn worstelingen heeft. Anders is het personage te perfect om nog interessant te zijn.

5. Wat zijn de limieten van de superkracht?

Zorg er hoe dan ook voor dat de superkracht zijn limieten heeft. Je personage mag niet alle ellende in de wereld kunnen wegtoveren. Of hij moet na een supersonische karatetrap altijd een uurtje slapen om weer op krachten te komen voordat hij weer een schop kan uitdelen. Als je personage echt alles kan oplossen, dan is er geen probleem of conflict meer over. En zonder een conflict heb je geen verhaal.
Je kan dit in de gaten houden door een lijstje in je aantekeningenboekje te maken over de limieten en regels die aan de superkracht verbonden zijn. 

Over de auteur

Nadine van de Sande is freelance copywriter en schrijfster. Op verhaalentaal.blog post ze wekelijks een uitgebreide tip voor creatief schrijven. Daarnaast doceert ze een cursus autobiografisch schrijven bij de ondernemersschool.