De perfecte beginzin - vier gouden combinaties

Het formuleren van een perfecte beginzin is voor veel schrijvers een probleem. Er wordt beweerd dat je nooit mag openen met de weersomstandigheden of met ‘ik’, maar hoe begin je dan wél?

Onderstaand artikel geeft een fundament voor een goede verhaalstart. Ook laat ik voorbeelden zien van beproefde combinaties met openingszinnen uit de internationale literatuur.

De perfecte beginzin sluit aan bij de kern van je verhaal

Om een voortreffelijke beginzin te maken is het goed je te realiseren wat een verhaal eigenlijk is: de weergave van een gebeurtenis. Dit betekent dat een verhaal pas verteld kan worden nadat het heeft plaatsgevonden, of dat nu in de werkelijkheid was of in het hoofd van de verteller.

De perfecte beginzin kun je daarom niet eerder schrijven dan wanneer je de gebeurtenis door en door kent, als je precies weet waar het om gaat. Het is goed om dan daar meteen met de beginzin op in te zetten.

Wanneer je het type schrijver bent bij wie de verhalen al schrijvend ontstaan, kun je - om blokkades te vermijden - beter pas aandacht besteden aan de beginzin wanneer je de hele tekst op papier hebt en de kern ervan voor jezelf duidelijk geformuleerd hebt.

Vier gouden combinaties

Door de eeuwen heen hebben beginzinnen een bepaald patroon laten zien. Hieronder - met sprongen door de tijd - enkele eerste zinnen uit boeken van bekende schrijvers. Je ziet dat veel verhalen zeer concreet openen.

1. met een personage + een karakteristiek

Waldemar was een zwemmer. (Sonny Boy, Annejet van der Zijl, 2004)

2. met een personage + een plaats

Ik ben makelaar in koffie en woon op de Lauriergracht No. 37 (Max Havelaar, Multatuli, 1860)

3. met een personage + een plaats + een tijd

De generaal bleef die ochtend lang in de wijnkelder. (Gloed, Sándor Márai, 2000)

4. met een personage + een gevoel (bijvoorbeeld dreiging)

‘En wat doen we met haar?’ vroeg de beul. (Het rookoffer, Tessa de Loo, 1987)

Als je toch met het weer of ‘ik’ beginnen wilt

Zoals je ziet, zijn er genoeg mogelijkheden om een verhaal te beginnen zonder het weer te noemen. Toch zijn er diverse literaire schrijvers die dat gerust doen:

Op een oktobermaandag in het eerste jaar van de nieuwe vrijheid stort de regen nietsontziend op de hoofdstad. (Feest van het begin, Joke van Leeuwen, 2012)

Ook zijn het niet de minste schrijvers die met ‘ik’ beginnen:

Ja, ik kan natuurlijk met de deur in huis vallen en beginnen met een zin als: De telefoon ging. (De procedure, Harry Mulisch, 1999)

Tot slot

Zie beweringen niet als wetten. Als de weersomstandigheden in je verhaal uitzonderlijk zijn en van essentieel belang, móet je er gewoon mee beginnen. En als het personage van je verhaal een ‘ik’ is, is het helemaal niet fout om hem zonder omwegen op te voeren. Je zet hiermee de lezer meteen in de gewenste stand.

Kijk nu eens naar de beginzinnen van je eigen verhalen. In welke categorie vallen ze? En als ze in geen van bovenstaande categorieën vallen, zou je ze dan kunnen of willen omzetten naar een gouden combinatie? Welk effect zou dat hebben op je verhaal?

Door Thérèse Major

Thérèse Major is auteur en schrijfcoach. Haar werk verscheen bij o.a. de uitgeverijen Querido en Nieuw Amsterdam. Bij Schrijven Online verzorgt zij de cursus Literair proza schrijven, kun je dat leren? en Ieder kind kan verhalen schrijven. In de Taalwerkplaats Drenthe organiseert zij o.a. elke eerste zondag van de maand een Schrijverscafé.

Techniek