Afbeelding

Persoon leest boek met kop koffie

Pixabay

5 onvergetelijke personages uit de wereldliteratuur

Niet alle beroemde boeken hebben ook beroemde personages. Andersom komen vrijwel alle beroemde literaire personages uit een zogenaamde ‘klassieker’. Ze worden onvergetelijk, en intrigeren ook latere generaties lezers. Wat kunnen deze personages ons leren over schrijven?

1. Elizabeth Bennet (Pride and Prejudice, Jane Austen, 1813)

De roman Pride and Prejudice verhaalt over vijf zussen in Engeland rond het jaar 1800. Het hoofdpersonage, de op een na oudste zus Elizabeth, houdt zich niet aan de strikte conventies die in haar omgeving gelden. Ze maakt grappen, is direct en oprecht: de laag tussen haar gedachten en gedrag is minder groot dan bij de andere personages.

Doordat het verhaal dit verschil tussen het hoofdpersonage en andere personages verduidelijkt kan het verhaal kritiek geven op het leefmilieu waarin het verhaal zich afspeelt. Wel blijft het personage menselijk, omdat zij ook voortkomt uit die omgeving, en ze de tekortkoming heeft dat ze te snel oordeelt over anderen. Zorg ervoor dat je hoofdpersonage afwijkt van de andere personages, bijvoorbeeld door meer rebels te zijn. Overdrijf dit verschil niet, om het personage geloofwaardig te houden.

2. Holden Caulfield (The Catcher in the Rye, J.D. Salinger, 1951)

Ook Holden Caulfield is een rebels personage. Hij beschouwt de wereld, en heeft negatieve kritiek op bijna alles wat hij beschrijft. Zijn rebelse karakter uit zich vooral in wat hij vertelt aan de lezer. Hij gebruikt zijn kritische cynische blik om zich tegen de moeilijk wereld van de volwassenen te verzetten, en zich tegen diezelfde wereld te beschermen.

Doordat het hoofdpersonage waarneemt gaat de lezer mee in zijn ontwikkeling. Aan het begin van het verhaal laat het hoofdpersonage vooral een rebelse levenshouding zien. Het grove taalgebruik, wat misschien meer bij de wereld van de volwassenen hoort, gebruikt hij wel om diezelfde wereld te bekritiseren.  In de loop van het verhaal ontdekt de lezer langzaam dat hij die houding nodig heeft om met zijn psychische problemen om te gaan.

3. Matilda (Matilda, Roald Dahl, 1988)

Matilda is een kind in een omgeving die haar niet begrijpt en niet waardeert. Ze ontdekt dat ze een magische gave heeft waarmee ze voorwerpen kan verplaatsen. Die gave helpt haar om voor zichzelf op te komen, en uiteindelijk haar eigen keuzes te kunnen maken. Zodra ze een omgeving heeft ingericht die ze wel prettig vindt, gebruikt ze haar magische gave nauwelijks meer.   

Magie is een opvallend aspect wat bijvoorbeeld positieve verandering teweeg kan helpen brengen voor het hoofdpersonage. In dit verhaal is het magische letterlijk een fantasy-element voor ontsnapping aan het alledaagse. 

4. Josef K. (Der Prozess, Franz Kafka, 1925)

Dit personage zet zich juist niet af tegen de omgeving. Het personage heeft geen keuze en moet de gebeurtenissen in het verhaal ondergaan. Zowel de achtergrond van het personage, als de veroordelende instantie blijven mysterieus. Ook over de misdaad waarvoor Josef K. wordt veroordeeld worden geen details genoemd. Het hoofdpersonage  zit vast in iets groots en machtigs.

Het mysterie en de wil om te begrijpen hoe het verhaal in elkaar zit, houden de aandacht van de lezer vast. De lezer krijgt die informatie niet. Het verhaal is geen detective, maar meer een nachtmerrie, waarin alleen de vraag ‘wat als?’ beantwoord wordt.      

Het kan interessant zijn om informatie achter te houden. Doe dit wel bewust en bedenk dat het de sfeer van het verhaal verandert, en deze bijvoorbeeld grimmiger maakt. Het verhaal kan interessanter worden, maar je maakt het de lezer minder makkelijk.

5. Henri Osewoudt (De donkere kamer van Damocles, W.F. Hermans, 1958)

Een personage uit de Nederlands literatuur mag in dit lijstje natuurlijk niet ontbreken. De donkere kamer van Damocles speelt zich af in Nederland in de Tweede Wereldoorlog.  Ook in dit verhaal is veel onduidelijk. Zo lijkt het hoofdpersonage Osewoudt bijvoorbeeld een dubbelganger te hebben, genaamd Dorbeck. In vergelijking met Dorbeck lijkt Osewoudt eerst meer de antiheld. Dorbeck durft meer en doet meer, terwijl Osewoudt zich in zijn sigarenwinkel verschuilt. Aan het eind van het verhaal blijkt Dorbeck met de Duitsers gecollaboreerd te hebben. Osewoudt wordt voor Dorbeck aangezien. Net zo min als het hoofdpersonage, dat waarneemt, weet de lezer of Dorbeck bestaan heeft.  Hierin is bijvoorbeeld weer de grens tussen held en antiheld vaag. Het boek laat zien dat de mens en de wereld onkenbaar zijn.

In deze roman houdt het mysterieuze vooral een verwarring in, meer dan dat er informatie geheel wordt weggelaten. De verteller dwingt de lezer aan het einde van het verhaal te accepteren dat de wereld niet kenbaar is en dat grenzen tussen bijvoorbeeld goed en slecht niet duidelijk zijn. Als de lezer eerst ook de verwarring meevoelt van het hoofdpersonage, maakt zo’n boodschap meer indruk.

Bronnen: literatuurgeschiedenis.nlshortlist.combustle.com