Het raam had zich tot een schilderij gevormd van een meer dat zich uitstrekte tot aan de opkomende zon. Het vroege licht was al sterk en scheen over het bergland dat zich rond de met keien bedekte oevers bevond. De stilte die het voertuig vulde was echter zo luid dat zelfs de schoonheid van het landschap er niet overheen kon komen.
Zonder te mopperen over hoe het licht hem irriteerde, wat hij normaal zeker gedaan zou hebben, klapte hij het zonnescherm omlaag. Ik wendde mij af en keek door de zijruit, waar zich nog tientallen kilometers aan water uitstrekte. Ik dacht een vis boven het water te zien springen en hoopte dat er iets wonderlijks zou gebeuren dat de spanning van het moment zou doorbreken. Of misschien iets grappigs. Iets waar je als twee normale mensen om kan praten of lachen. Maar al zou er een koe met vinnen over de motorkap vliegen, zijn ogen zouden strak op de weg gericht blijven. Zijn lippen nog altijd op elkaar geperst, mijn gezicht afgewend. Er gebeurde niks.
Na nog eens drie uur te hebben gereden, waarvan drie in stilte, sloeg hij van de weg af zonder een duidelijk pad te volgen. We moesten in de buurt zijn. Het land was hobbelig en er kwamen soms grote stenen onder de banden te liggen. Na een koppige kei werd ik tegen de ruit aangegooid. Terwijl de bonk goed te horen was geweest en ik bezeerd over mijn hoofd wreef bleef hij naar het terrein kijken. Er was voor alsnog geen pad te zien maar een paar honderden meters verder kon ik een klein houten gebouwtje onderscheiden. De auto minderde snelheid tot we voor de deur tot stilstand kwamen. Een paar seconden gebeurde er niets. We staarden door de voorruit, ik met mijn handbagage op schoot en hij met zijn vingers om het stuur. Vanuit mijn ooghoeken keek ik naar hem en wachtte tot hij uitstapte om me vervolgens zwijgend naar de deur te leiden. In plaats daarvan ging zijn mond langzaam een stukje open.
'Je weet dat we niet meer terug kunnen hè.' Zei hij, zonder me aan te kijken. Ik wist dat het zo was maar ik knikte niet. 'We zullen hier op zijn minst de komende tien jaar zitten.' Hij pauzeerde even. 'Lukt dat denk je?' Het was een loze vraag, onze mening telde hier niet.
'We hebben geen keus.'
> Ik zou willen weten wat
Lid sinds
8 jaar 8 maandenRol
Dag KarmaPolice, Je begint
Lid sinds
8 jaar 11 maandenRol