‘Je bent gek!’
Elbin Deemor wist niet of hij het goed verstond door het kabaal van de sneeuwstorm. Maar als hij moest gokken wat de gebroeders Mardaran naar zijn hoofd wierpen, dan was dit het wel. Ze zouden ook zeker geen ongelijk hebben gehad.
‘We slaan ons kamp op als we deze bergrug over zijn!’ brulde hij naar achteren. ‘Het kan niet ver meer zijn!’
Hij wachtte niet op antwoord, maar liep stug verder. De ijskoude wind sneed dwars door zijn dikke vacht heen en de onvermoeibare horizontale stroom sneeuw verblindde zijn ogen, maar hij gaf niet op. Hij was zó dichtbij. In de volgende vallei zou het toch echt moeten zijn, dat kon niet anders. En zolang Ahran en Kender nog de energie hadden om te klagen, dan hadden ze ook nog genoeg fut om die laatste kilometer af te leggen.
De poolregio van de planeet Tahloss stond bekend om haar onverbiddelijke klimaat. De Hehru waren een sterk ras, zwaar behaard en grof gebouwd, maar niemand was zo gek om zich in deze gebieden te vestigen. Het meest noordelijke dorpje Finhastra hadden Elbin en zijn kompanen al dagen geleden achter zich gelaten. Zelfs het rupsvoertuig dat zij van de Mardaran-corporatie voor deze expeditie hadden meegekregen, hadden zij moeten achterlaten wegens panne. Nu kwam het op puur karakter aan. Ze konden niet met lege handen thuiskomen, dus moesten ze doorzetten tot het bittere eind. De eindeloze ijsvlaktes van Yrnyssië waren nog amper in kaart gebracht, dus niemand wist hoe lang het nog zou duren. En of ze überhaupt zouden terugkeren.
Elbin trok zijn zware rugtas verder omhoog en wroette verder door de dikke pak sneeuw. De horizon bestond al een tijdje uit de bergkam, en kwam telkens een beetje dichterbij. Aan de andere kant zou wel eens de restanten van een verloren beschaving kunnen liggen. Het moest bijna wel, want hij herkende dit landschap uit zijn visioen. Het visioen dat zijn leven zo had veranderd. Het was daarom niet meer dan logisch dat hij het toch wel snel zou moeten vinden, want anders zou de voorspelling niet uitkomen. Er hing zoveel van af, zo niet alles.
Het was nog geen drie jaar geleden dat Elbin zijn visioen had. Hij werd meegenomen over de gebergtes van Enúrië, ver noordelijk naar de verlaten hooglanden van Yrnyssië. Daar, tussen een paar hoge bergruggen, lag de mooiste stad die hij ooit had gezien. Een stad van reuzen. Gigantische zuilen droegen rijkelijk versierde architraven, waar anderen waren omgevallen en deels door de sneeuw waren bedekt. Lange, sierlijke bruggen overspanden de vallei. Iedere steen die hij zag was voor de Hehru niet te tillen; de blokken moesten elk meerdere tonnen wegen. Elbin kon zich nauwelijks voorstellen hoe deze stad er in haar hoogtijdagen uit moet hebben gezien, en wat voor kolossale wezens het bewoonden. Het was niet te bevatten. Dat was lang geleden, want nu was de stad weinig meer dan een enorme ruïne. Nog altijd imposant, maar niet meer dan een schim van haar eigenlijke vorm. Toch, zo liet de geest van zijn visioen hem weten, was er genoeg te vinden om de Tahlossiaanse geschiedenis te herschrijven. Ook zouden er in een van de kolossale ruïnes een drietal boeken te vinden zijn die hem de sleutel zouden verschaffen tot het ontrafelen van deze oude mysteries. Het zou de Hehruse cultuur voorgoed veranderen, maar het had zijn eigen leven toen al voorgoed veranderd.
Elbin moest en zou deze stad vinden. Geld had hij nooit veel, en al helemaal niet genoeg om zo ver te kunnen reizen. Dayhla, zijn toenmalige vriendin, had zijn wilde plannen nog geprobeerd uit zijn hoofd te praten, maar tevergeefs. Hij werkte meer dan ooit om het benodigde geld bij elkaar te krijgen, ook al wist hij zelf ook wel dat het nooit voldoende ging zijn. Maar het was wel genoeg om een treinticket naar de stad Geahwa te kopen, en de machtige corporaties die daar gehuisvest waren te vragen hem te sponsoren. Hij had alles achtergelaten; zijn huis, zijn vriendin, zijn werk en zijn ouders. Hij had al zoveel dromen niet uit zien komen in zijn leven, en hij zou het niet nog een keer laten gebeuren. Hij wist dat deze droom in vervulling zou gaan. Hoe dat zou gebeuren wist hij toentertijd zelf ook niet, maar dát het ging gebeuren wel.
Elbin lachte hardop. Hier liep hij dan, ver weg van alle beschaving, in de hooglanden van Yrnyssië.
RemkoB schreef: Is het tempo
Lid sinds
10 jaarRol
Yrret, dank je voor je
Lid sinds
3 jaar 8 maandenRol
Ik weet niet welke kant je
Lid sinds
3 jaar 9 maandenRol