Bij het hek aangekomen ziet hij verderop een eekhoorntje, vanuit het bos aan de linkerkant, de weg oversteken. Op hetzelfde moment hoort hij van achteren een auto aankomen. ‘Oh’, denkt hij, ‘als dat maar goed gaat.’ Want daar waar de eekhoorn was overgestoken staan geen bomen, maar alleen maar het hek. En hij weet dat een eekhoorn een boom nodig heeft om over het hek te komen. Ja, aan de andere kant van het hek staan wel bomen. Als de auto hem voorbij gereden is ziet de eekhoorn het gevaar op zich afkomen. In een uiterste poging om zich in veiligheid te brengen probeert hij over het hek te klimmen. Maar zijn scherpe nageltjes die in de schors van een boom een stevig houvast vinden, schieten door het gladde gaas. Te laat heeft het diertje door dat hij het hek niet over kan komen. In paniek rent het terug, de weg over naar de reddende bomen waar het net vandaan is gekomen. Maar de auto is te vlakbij.
Alles wat George hoort is een korte piep toen het diertje door de voorkant van de auto werd gegrepen en terug de berm in werd geslingerd op nog geen twintig meter voor hem. Hij vloekt en knijpt in z’n remmen. Gezeten op het zadel kijkt hij naar het in het gras liggende trillende diertje, dat het snuitje probeert af te wenden van hem in wie het een vijand ziet. Maar het eens zo soepele lichaampje kan niet méér kracht vinden dan het oogje dat op z’n belager is gericht, open te houden. Hij maakt ook de andere voet los uit het pedaal, stapt af en zet z’n fiets tegen het hek. Hij loopt op het nog steeds sidderende diertje toe en knielt er bij neer. Voorzichtig pakt hij het op. Het glanzende roodbruine pelsje voelt warm aan. Hij draait het lijfje zo dat hij het kopje kan bekijken. Uit het neusje komt bij het ademhalen steeds een blaasje bloed tevoorschijn dat uit elkaar spat en kleine rode spettertjes op z’n blote arm achterlaat. De harige lipjes zijn licht vaneen geweken en laten een klein stukje van het prachtige gebit met de kleine knaagtandjes zien. Nog staan de oogjes met hun staalblauwe glans helder in het kopje. Hij sluit z’n rechterhand een beetje om te voorkomen dat het diertje er af kan rollen. In z’n vingertoppen voelt hij duidelijk het kloppen van het hartje.
Wat is het toch een prachtig diertje, denkt hij. Zou het een mannetje of een vrouwtje zijn. Maar tegelijkertijd beseft hij dat hij hier een stervend wezentje in z’n handen houdt. Plotseling verkrampt het lichaampje. Het beestje strekt de voorpootjes uit als een kat die zich uitrekt, kromt z’n nageltjes en begraaft de vlijmscherpe nageltjes van een voorpootje in de muis van z’n rechterhand. George voelt niet dat het klauwtje zich weer samentrekt en de nageltjes een centimeter verder dan waar ze naar binnen zijn gedrongen weer door de huid van z’n hand naar buiten komen. Zo gebiologeerd als hij is door de doodstrijd. Nog even worden de oogjes wijd open gesperd om dan hun staalblauwe glans te verliezen. Het tot nu toe enigszins opgetrokken bovenlipje zakt naar beneden. Dat gebeurt ook met het onderlipje zodat nu de onderste tandjes en het rose tandvlees waaruit ze opschieten, zichtbaar worden. Het hartje heeft opgehouden met kloppen.
Het was of ook z’n eigen hart stilstond. De pijn die de nageltjes in z’n hand zouden moeten veroorzaken voelde hij niet. In trance bleef hij maar naar het dode lichaampje kijken. De wildste gedachten stormden door z’n hoofd. Gevoelens van liefde, haat en moedeloosheid wisselden elkaar razendsnel af. Automatisch en met eerbied sloot hij de oogjes van het beestje. Een traan uit zijn oog viel op het nog warme pelsje en liet een donkere plek achter. Even verloor hij alle begrip van plaats en tijd.
Vlug stak hij de weg over en liep een paar meter het bos in. Voor hij het lichaampje op een plek met zacht mos neerlegde kuste hij het kopje tussen de oogjes. Eerst toen bemerkte hij dat een voorpootje zich met de nageltjes in z’n hand had vastgeklampt. Het was alsof het diertje niet van hem, die het in z’n doodstrijd had bijgestaan, wilde scheiden. De nageltjes waren als vishaakjes in de muis van z’n hand gedrongen. Hij zou het klauwtje niet los kunnen krijgen zonder het pootje te breken. Nog steeds in trance haalde hij met z’n linkerhand het doosje met bandenplakspullen uit z’n achterzak en zocht het schaartje. Toen hij het eerste nageltje van het klauwtje wilde afknippen, drongen de twee bekken van het schaartje als vanzelf in de muis van z’n hand en knipte z’n eigen huid en spierweefsel door. Hij voelde geen pijn.
1944Gekrabbel schreef: Is
Lid sinds
10 jaar 1 maandRol
1944Gekrabbel, Ja, het is
Lid sinds
9 jaar 5 maandenRol
janpmeijers
Lid sinds
6 jaar 6 maandenRol
Om te beginnen: Neeeeeee!!!!!
Lid sinds
6 jaar 6 maandenRol
Ik vind het ook een goed
Lid sinds
13 jaar 3 maandenRol
Sweet Lucy schreef: Om te
Lid sinds
6 jaar 6 maandenRol
Tja schreef: Ik vind het ook
Lid sinds
6 jaar 6 maandenRol
Je kunt hem ook een naam
Lid sinds
13 jaar 3 maandenRol