Het volgende moment zag ze zichzelf en X. vanop een hoogte zitten, alsof haar geest van haar lichaam werd gescheiden. Hulpeloos werd haar geest verder meegetrokken richting het noorden. Ze kon niet anders dan eraan toegeven. Vaag hoorde ze X. haar naam noemen. Zijn stem klonk steeds zwakker en stierf weg terwijl ze steeds sneller werd meegezogen.
Terwijl ze verder gleed zweefde ze over de bergen en de vlakte daarachter. Ze zag vele wouden onder haar doorschieten, gevolgd door bergen die nog hoger waren dan de vorige. Alles wat ze zag was bedekt met sneeuw. Toen ze over hun toppen uitsteeg zag ze tot haar ontsteltenis dat het landschap erachter er volledig zwart uitzag.
Angstig voelde ze dat ze er werd heengetrokken. Het landschap was gehuld in duisternis. Zich verzetten had geen zin. Machteloos werd ze erheen getrokken. Al zwevend door de duisternis begon ze beweging waar te nemen. Ze zag vele in zwart geklede mannen die als twee druppels water geleken op de legers in haar droom enkele dagen geleden.
Machteloos gleed haar geest hun richting uit alsof iemand haar wilde laten zien dat ze met velen waren. Opeens zag ze wanden links en rechts van haar opdoemen doorheen de duisternis die haar de indruk gaven dat ze zich onder de grond moest bevinden. Hun oneffenheid en ruwheid wezen erop dat deze gangen met de brute kracht waren uitgegraven, zonder oog voor detail.
De ene gang na de andere zweefde ze in en weer uit. Al deze gangen waren propvol met in het zwart geklede mensen. Dichterbij komend zag ze dat het geen echte mensen waren zoals zij ze kende. In hun ogen zag ze geen leven. Ze zou ervoor teruggedeinsd zijn als ze had gekund. Iets dwong haar toe te kijken. In de verste uithoeken van haar geest hoorde ze een bekende lach die haar hele geest vulde met afschuw. Ze dacht verloren te zijn in duisternis omdat er geen einde aan leek te komen.
Haar geest tot stilstand vlak voor een in een lange zwarte mantel gehulde gedaante. Zijn kap was ruim, waardoor die ver over zijn hoofd viel, zo zijn gezicht verhullend. Maar haar geest vervulde zich met afschuw en nog meer duisternis die haar dreigde te verstikken toen ze voelde hoe ze gedwongen werd naar hem te blijven kijken.
Ze hoorde de woorden in haar geest.
‘Denk maar niet dat je door je Jurarch aan mij zal weten te ontkomen Mirah,’ spotte een zware en luide stem in haar geest.
‘Spoedig nu zal jij mij tot nut zijn en zal je iedereen die je voor je zal weten te winnen verraden.’
Ze deed nog steeds verwoede pogingen om zich te verzetten maar ze had er de kracht niet toe.
Opeens had ze er ook de moed niet voor. Het was eenvoudiger dit gewoon te laten gebeuren. Wat kon het haar schelen. Alles had ze toch al verloren en er was niets of niemand om voor te vechten.
Is dit goed omschreven? Nog
Lid sinds
7 jaar 9 maandenRol
Hey Mirah, Je hebt een
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Enorm bedankt angelray. Jou
Lid sinds
6 jaar 9 maandenRol
Mooie herschrijf Mirah! Nu is
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Dank je Angelray. Ik betrap
Lid sinds
6 jaar 9 maandenRol