Ruberige broeken

Als je leest: ‘Er zat een bruine korst op zijn ruberige broek,’  weet je in grote lijnen hoe die broek er uit zag – en wie ‘m droeg. Een sombere, morsige man waarschijnlijk. Met sleetse plekken in die smerige broek van ondefinieerbare kleur.

Show, don’t tell, maar dan effe lekker kort door de bocht. De truc is simpel. Vraag een dyslecticus om een interessant woord. ‘Ruberig’ bestaat niet, strikt genomen. Maar de dyslecticus die het noteerde had de kwaliteit van de broek niet beter kunnen beschrijven. Ruberig. Beetje ruw, beetje ribbelig, beetje rubberachtig van het geronnen vet dat in de vezels geplakt zit na jaren niet wassen… zo’n ruberige broek, je weet wel.

Als auteurscoach bof ik dat ik veerkrachtige dyslectici in mijn schrijversstal heb. De niet-veerkrachtigen hebben op de basisschool al afgeleerd om ooit nog een letter op papier te zetten. Juffen en meesters hakken meedogenloos in op hun teksten, omdat ze ze vergelijken met doorsnee hoofdschrijvers.

Een getraind hoofdschrijver maakt recht uit het hoofd mooie, soepele, ritmisch kloppende zinnen. Een dyslecticus schrijft heel anders. Die ziet, beweegt of hoort een gebeurtenis. Dat gaat heel snel, want de dyslecticus heeft een huppelende, springerige geest die alsmaar in beweging is en van avonturen houdt. De geest dartelt rond, fantaseert een landschap, geniet er van de lentebries, verzint er een gebeurtenis bij, schildert er gauw wat feitjes in en stuitert alweer verder voordat, aan de andere kant van z’n hoofd, de kruiwagen met d’s en t’s ook maar in beweging is gekomen.

De dyslecticus die wil schrijven moet die speelse geest dus een beetje temmen: het beeld even stilzetten om te kijken naar een detail. Als dat gelukt is, moet ‘ie wachten tot hij weet hoe zo’n ding heet. Hij voelt in gedachten aan het materiaal, snuffelt aan het landschap, luistert naar het geroezemoes van de… En weg is het beeld weer. Alleen de afdruk ervan op zijn zintuigen heeft de dyslecticus nog om het verhaal in woorden te vangen. Die broek… Ruberig…

“Fout!” heeft een juf daar jarenlang op geroepen. “Ruberig bestaat niet! En je maakt nog steeds veel te veel taalfouten.”

De veerkrachtige dyslecticus heeft zich daaraan weten te ontworstelen. Die is blijven schrijven, ondanks alle vernederingen die school hem aandeed. Op een manier waar niet-dyslectici alleen maar jaloers op kunnen zijn. Hij showt. Omdat hij zijn verhaal zelf eerst gezien heeft. En gevoeld.

En wij, arme hoofdschrijvers, kunnen eindeloos blijven oefenen op beeldend schrijven, maar nee, echt dyslectisch worden we helaas nooit.

Oefenen in beeldschrijven als een dyslecticus? Kom naar een van de schrijfworkshops van schrijfcoach Yoeke Nagel. www.yoeke.com