De vale gier

Bijna alles wat in mijn nieuwe roman beschreven staat is echt gebeurd. Toch is het fictie: maar heel weinig van wat er met het hoofdpersonage in het boek gebeurt is mij ook overkomen. Ik heb het gehoord, of gelezen, of gezien. Ik heb het herschikt. En vooral: ik heb moeten kiezen. Heel veel personages, krantenknipsels en zinnen zijn weer geschrapt en terugbeland op de reservebank. Het boek voelt als een collage van echt gebeurde verhalen. Ik voel me eerder de verzamelaar en curator, dan de schrijver.

Iemand zei tegen me: ‘Waarom doe je zo lang over dat boek? Het is toch fictie? Je mag gewoon alles verzinnen.’ Ze zei het zo opgewekt dat ik meteen weer aan de slag kon. Het is een bemoedigende gedachte: het is fictie en ik mag alles verzinnen. Maar het probleem is: ik kán helemaal niks verzinnen. Of beter gezegd: ik verzin van alles, maar wat ik verzin haalt vrijwel nooit de laatste versie. Het is elke keer geforceerd en te dramatisch.

Er wachten nog talloze geschrapte personages en uitgeknipte krantenknipsels op de reservebank op een plek in een verhaal. Zo zit daar een zeldzame vale gier. Die gier vloog op de warmste dag van het jaar te pletter tegen een trein terwijl hij door een dozijn verdekt opgestelde vogelspotters werd gevolgd. Ik heb die gier al een keer of vier in een verhaal geprobeerd te stoppen. Maar hij vliegt er elke keer weer uit.

Net als Peter Persoon, de meest briljante naam voor een toekomstig personage: ‘Peter Persoon heeft voor zijn huis in de polder zes bomen gepland die 300 euro per stuk kostten, reken maar uit,’ zei degene die me dit vertelde. ‘Reken maar uit.’ Dat zinnetje moet ook nog een keer ergens in. Je ziet meteen het gezicht erbij van degene die dat zegt.

Wat wél van de reservebank kon: de vuilnisbelt die vlak buiten mijn ouderlijk dorp lag. Daar maakten ze een skiberg van door er landbouwplastic en borstelbanen overheen te leggen. Een klein eenzaam vorkheftruckje was er maanden mee bezig. Ik was een jaar of acht. ‘Wat je niet ziet, bestaat niet,’ dat was een liedje van Kinderen voor Kinderen in die tijd en dat zong ik de hele dag. Een skiberg op een vuilnisbelt in het laagst gelegen dorp van Nederland: De werkelijkheid is altijd veel gekker dan je kunt verzinnen.

En nu hoop ik dat ik nog een keer een verhaal kan schrijven met Maxima die door de Amsterdamse grachten zwemt (let op de oranje badmuts). Wat had dat bericht goed in dit boek gekund! Waarom nu? Net op het moment dat de drukproef al klaar was?!

Misschien komt er wel nooit meer een verhaal langs waar ze in kan. En zit ze voor altijd druipend op dat reservebankje, naast die vale gier.

Cathelijn Schilder schrijft en geeft les in creatief schrijven o.a. aan de Hogeschool van Amsterdam en bij Scriptplus. Haar nieuwe roman Eerst een huis verschijnt deze maand bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Comments

Lid sinds

11 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
Wat leuk om iets van je te lezen! Ik ga je boek kopen. Grappig , je weet natuurlijk niet wie ik ben. Ik heb les van je gehad bij scriptplus. (2008- 2009?) Tijdens de les viel me op hoe je spontaan leuke en vindingrijke voorbeelden uit je mouw kon schudden. Ik ben nieuwschierig naar je boek. Succes!