Zo is het

In de aanloop van de uitreiking van de VSB Poëzieprijs 2016 bespreekt Remco Ekkers de genomineerde bundels. Deze keer Het was wat was van Geert van Istendael.

Ja, zo kan het ook. Het was de gewoonte gedichten te schrijven waarbij elke regel met een hoofdletter begon. Zo deed men het in Engeland. Er waren gedichten met hoofdletters en punten aan het eind van een zin. Komma’s waren uiteraard ook aanwezig. De zin hoefde niet te eindigen bij het eind van de regel. Soms leverde dat een fraai enjambement op. Toen kwam de mode geen hoofdletters te schrijven, geen punten, geen komma’s. Je moest als lezer maar uitzoeken hoe de zin liep of wat er aan grammatica was weggelaten. 

Geert van Istendael begint zijn bundel Het was wat was met een tekst die er uitziet als een gedicht. De regellengte wordt niet bepaald door de zetter, maar door de dichter. Wel hoofdletters, geen interpunctie. De hoofdletters geven het begin van de zin aan. Je weet dat de zin klaar is doordat je een volgende hoofdletter tegenkomt.

Dat gaat zo: ‘Mijn erf verkilt Het eerste vlies op plassen / Wind trekt aan De wolken scheuren Vlagen / hagel duiken Zwart in tegenlicht valt / op straat en struiken wit Van welke heks / zou dit het teken zijn (…). Het wordt donker rond het huis. Winter. ‘Wij kameraden stoken ketters vuur’. Binnen is het goed. ‘Zo is het goed Zo is het’.

Ik denk: het is zoals het is. Vraag je om de zin, om bedoelingen? Om een God die zegt: ‘Ik ben die ben’? Hoeft niet. Het is zoals het is. Het varken doet het voor. Hoe moet je leven? Lekker eten, luieren. Je weet dat het mes komt en dat je zwoerd wordt. Of lap. Maar wie jou eet 'zal zijn lippen likken’, zoals jij, varken, dat deed. Maar, zegt het varken: ‘Nog niet. Nu duurt. Ik ben die ben. De dikke.’

De lezer ziet: daar zijn de punten en de komma's weer. 

Het porseleinen kapstokje wordt gepersonifieerd. ‘Hij loert, meer dan een eeuw al, naar dit huis. / Oog. Neus. Oog. En op die neus textiel / dat hangt. Ziedaar zijn ziel. Geen commentaar.’ Het kapstokje geeft geen commentaar, maar de dichter verklaart de ziel tot textiel. Zo is het. Waarom nog commentaar?

De eerste afdeling beschrijft de dingen in en om het huis, in een langdurige waardigheid. De tweede gaat over bomen, met evenveel aandacht en liefde waargenomen en neergeschreven. Dan komen de mensen die zelf hun mededelingen doen in Brabantse tongval. Alledaagse mededelingen, nuchter, sympathiek en gevoelig.

De laatste afdeling is venijnig: Van Istendael geeft een poëtisch boos commentaar op de wereld van het grote geld, zoals Joris Luyendijk inzicht bood van achter de beursschermen. De bankiers zijn een soort geile bokken. Al met al is het een tragedie. Al met al schreef Van Istendael een heldere en stevige bundel gedichten.

Geert van Istendael, Het was wat was, uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen 2015, 56 pp.