Afbeelding

bron: Pexels

Veelgemaakte taalfouten: de lijdende vorm

Veelgemaakte taalfouten: de lijdende vorm Niemand kan in één keer een boek schrijven dat volledig vrij is van taalfouten. Sommige fouten zijn echter gemakkelijk te voorkomen als je je ervan bewust bent. In dit artikel is het de beurt aan de lijdende vorm. Wat is daar precies fout aan? En hoe vermijd je de lijdende vorm?

Wat is de lijdende vorm?

De lijdende vorm wordt ook wel de passief genoemd en bestaat uit een combinatie van een hulpwerkwoord (‘worden’ of ‘zijn’) en een voltooid deelwoord. Een voorbeeld hiervan is:

De boeven worden achternagezeten door de boze agenten. (passief)

De lijdende vorm is het tegenovergestelde van de bedrijvende of actieve vorm. In actieve zinnen is het onderwerp van de zin ook de handelende persoon, zoals in het volgende voorbeeld:

De boze agenten zitten de boeven achterna. (actief)

In de lijdende vorm is het onderwerp van de zin juist niet de handelende instantie, maar is het onderwerp vaak degene die of datgene wat de handeling ondergaat. In het passieve voorbeeld ondergaan de boeven bijvoorbeeld het achternazitten. Soms wordt de handelende instantie in de lijdende vorm zelfs helemaal weggelaten:

De boeven worden achternagezeten. (passief)

Wanneer kan de lijdende vorm nuttig zijn?

Soms is het nuttig of zelfs onvermijdelijk om de lijdende vorm te gebruiken. Het kan bijvoorbeeld goed zijn om in je verhaal vaag te blijven over wie een handeling uitvoert. Soms wil je niet dat de lezer weet wie een handeling uitvoert, zoals in de zin ‘Er wordt op de deur geklopt’. Ook is het soms vanuit taalkundig oogpunt mooier om af te wisselen tussen actieve en passieve zinnen, bijvoorbeeld om zinnen beter op elkaar aan te laten sluiten. Een voorbeeld daarvan is hieronder te zien:

Piet vindt dit geen mooie tas. De tas wordt ook door Jan verafschuwd.

Omdat je de eerste zin hier eindigt met de tas, loopt de tekst soepeler als je de zin daarna ook weer met dit object begint.

Wat is er ‘fout’ aan de lijdende vorm?

Verschillende adviesboeken, zoals de Schrijfwijzer van Jan Renkema, raden schrijvers aan om vooral actieve zinnen te gebruiken. Mensen zouden de lijdende vorm namelijk droog of statisch vinden, omdat passieve zinnen vaak voorkomen in wetenschappelijke publicaties of ambtelijke teksten. Bovendien kan de lijdende vorm een tekst onpersoonlijk maken, doordat de handelende instantie naar de achtergrond verdwijnt. Vooral veelvuldig gebruik van de lijdende vorm kan een tekst daarom onnodig complex maken.

Hoe kun je de lijdende vorm vermijden?

Als je de lijdende vorm te vaak gebruikt, kan dat je verhaal saai en onpersoonlijk maken. Probeer dus zoveel mogelijk af te wisselen tussen actieve en passieve zinnen in een tekst. Er zijn twee manieren om de lijdende vorm te vermijden. De eerste manier is om jezelf af te vragen wie of wat de handeling uit de zin uitvoert en daarvan het onderwerp in de zin te maken. Neem bijvoorbeeld de volgende zin:

Haar mobiele telefoon werd door de pestkop in de sloot gegooid. (passief)

Je kunt je afvragen wie of wat haar mobiele telefoon in de sloot gooide. Dat is de pestkop, dus kun je van de pestkop het onderwerp in een actieve zin maken. Dit wordt dan:

De pestkop gooide haar mobiele telefoon in de sloot. (actief)

Als je er met deze methode niet uitkomt, dan is er nog een tweede oplossing. Je kunt de lijdende vorm namelijk ook vermijden door simpelweg voor een ander werkwoord te kiezen, zoals in het onderstaande voorbeeld:

Er worden tijdens dat overleg afspraken gemaakt over ons contract. (passief)

Dat overleg zal leiden tot afspraken over ons contract. (actief)

Bronnen:
Onrust, M., Verhagen, A., & Doeve, R. (1993). Formuleren. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum.
Taaladvies

Door Romy Veul

Veul loopt momenteel stage bij Virtùmedia op de webredactie. Ze is onlangs afgestudeerd als neerlandica en taalwetenschapper en werkt momenteel als editor. In haar vrije tijd houdt ze een eigen weblog bij. 

Techniek

Dossier