Afbeelding

Esther van Lunteren

Door Elisabeth Ismail

Schrijfster Esther van Lunteren: “Ik heb tweeënhalf jaar lang research gedaan”

Sloppenwijken op eigen bodem. Kun je het je voorstellen? Toch was dat in de negentiende eeuw de harde werkelijkheid in veel Nederlandse steden. Journalist en schrijfster Esther van Lunteren verbaasde zich over dit feit en besloot er een boek over te schrijven. Het werd een historische roman: Door de wol geverfd. Het boek vertelt het verhaal van de negentiende-eeuwse Flora, een jonge moeder die in de Leidse lakenindustrie werkte en met moeite de eindjes aan elkaar kon vastknopen. Haar verhaallijn is verweven met die van de hedendaagse Merel. Het boek wordt geprezen om de diepgravende research. Hoe heeft Van Lunteren dat aangepakt?

Koninkrijk vol sloppen

Een tijdje spookte het boek Koninkrijk vol sloppen van Auke van der Woud door haar hoofd, het boek dat ze las voor een artikel over armoede. Het raakte haar. Hoe leefde iemand in deze periode? “Ik ben met mensen gaan praten. Een collega die bij de uitgeverij werkt, waar later mijn boek werd uitgegeven, vertelde: ‘Wist je dat in Leiden veel textielindustrie stond?’ Ik woon vlakbij Leiden, maar ik wist dat helemaal niet! Vanaf dat moment begon het balletje te rollen, want dit vond ik heel interessant,” vertelt ze gepassioneerd.

Eerste cholera-epidemie

Van Lunteren googelde er flink op los. Zoektermen als ‘Leiden negentiende eeuw’ werden in de balk getypt. “Ik wilde weten wat er in die tijd allemaal gebeurde, hoe Leiden eruitzag, en ik stuitte op de eerste cholera-epidemie die Nederland in 1832 trof. Dat werd het jaartal voor een van mijn hoofdpersonen. Zo kreeg het verhaal, de grote lijnen dan, een beetje vorm. Van al die informatie maakte ik een tijdlijn zodat ik wist wanneer er wat gebeurde.”

Een half jaar lang deed de schrijfster bijna alleen maar research en verzamelde ze zoveel mogelijk informatie. “Ik wilde een zo breed mogelijk beeld schetsen van de situatie, juist ook voor mezelf. In mijn hoofd wilde ik in die tijd door de straten kunnen lopen, snappen hoe dat eruitzag. Het verhaal moest kloppen. Hoe werkte de textielindustrie in 1832 en hoe spraken mensen daarover? Als ik het had over kinderarbeid destijds, wilde ik ook weten hoe de economie er toen uitzag.”

Afbeelding

choleratabel uit 1832
Choleratabel uit 1832

Heden en verleden: Dezelfde nieuwsberichten

Ook spitte ze het Leids archief door. Daar deed ze een ontdekking: “Een groot deel van het boek schreef ik in coronatijd, terwijl ik in mijn verhaal de cholera-epidemie beschreef. In het archief las ik dagbladen waar elke dag een tabel met het aantal zieken en doden in stond. Wij kregen destijds op NOS, om een uur of twee, de dagelijkse update met precies dezelfde gegevens, maar dan over corona. Niets nieuws onder de zon dus.”

Uitbreidende research en netwerk

Talloze keren liep Van Lunteren langs Leidse grachten en bezocht ze musea. Museum Het Leids Wevershuis, een nog intact wevershuisje, trok haar interesse. Langsgaan was in verband met corona helaas geen optie. Toch stuurde ze een mail waarin ze uitlegde dat ze bezig was met het schrijven van een roman. Of er een uitzondering gemaakt kon worden. “Dat kon! Ik kreeg een privérondleiding en kocht aan het einde wat boeken over de textielindustrie. Je merkt dan ook dat dingen van het een op het ander gaan, want via deze vrouw kwam ik bij de Leidse historicus Cor Smit terecht. Hij had een proefschrift geschreven over kinderarbeid, waar ik een van de personages op heb gebaseerd. Later ben ik nog naar een lezing van hem geweest over industrialisatie.”

Later kwam ze bij hem terug. Toen nog niet alles duidelijk was aan het einde van het verhaal, klopte ze nogmaals op Smits deur. “Bijna twee uur lang stelde ik hem mijn vragen. Zo kwam ik erachter dat minstens de helft van de fabrieken in 1832 nog met de hand aangedreven weefgetouwen hadden staan, terwijl in mijn eerste versie alleen stoom aangedreven machines stonden.”

Afbeelding

Leids wevershuisje
Leids wevershuisje

Struinen door de straten van Leiden

Hoewel de research voornamelijk voorafgaand aan het schrijven gebeurde, was de zoektocht naar meer informatie tijdens het schrijfproces niet voorbij. Zo begon het verhaal met een sterfgeval en direct kwamen er allerlei nieuwe vragen omhoog: Hoe heette een begrafenisondernemer? Hoe werden mensen tijdens de choleraepidemie begraven? In een kist of gingen ze anders de grond in? Waar lag de begraafplaats en hoe kwam je daar? “Dan liep ik door Leiden, pakte ik Google Maps erbij en zag ik dat je de Rijn had moeten oversteken om op de begraafplaats te komen. Lag er destijds een brug? Ja, maar daar bleken geen voetgangers overheen te kunnen. Oké, deze konden ze dus niet nemen, welke dan wel? Zo was ik continu aan het kijken hoe dingen zaten en of het klopte. Je voelt je bijna een soort detective!”

Schrijven vanuit het archiefmateriaal

Ze legt uit dat je het werk wel leuk moet vinden, omdat het veel tijd kost. “Tegelijkertijd,” voegt ze eraan toe, “omdat ik zoveel onderzoek had gedaan naar het verleden en zoveel archiefmateriaal had, ging het schrijven van het historische gedeelte daarom veel makkelijker. Beeldender haast. In gedachten had ik al zo vaak door die tijd gedwaald. Het verhaal van Merel vond ik lastiger, want daarvoor moest ik uit mijn eigen brein putten. Misschien dat dat ook wel is terug te zien.”

Afbeelding

Esther van Lunteren
Rechts: Omslag van Door de wol geverfd 

Wat als het niet klopt?

Na tweeënhalf jaar schrijven, hield Van Lunteren eindelijk het boek in handen. Over het eerste half jaar vertelt ze: “Ik vond het zó eng. Ik was bang dat er iets toch niet zou kloppen. Terwijl ik wist dat het wel zo was, want ik had alles gecheckt. Die spanning is er gewoon, en ja, wat je eraan doet? Goede bronnen zoeken en mensen spreken met verstand van de materie. Mijn ervaring is dat mensen het altijd leuk vinden om te helpen.
Ik had bijvoorbeeld een vriendin die maatschappelijk werkster is die weleens tegen mij zei: ‘Joh, hoe je nu over Merel schrijft, in de psychische zin van het woord, zo werkt het bij mensen gewoon niet.’ Maar ze kwam er ook een keer op terug, want de week erop kreeg ze een cliënt die het tegendeel bewees!”

Dromen

Ooit droomde Esther van Lunteren van het schrijven van een boek. Nu denkt ze voorzichtig aan het schrijven van een tweede. Het vele researchwerk dient als persoonlijke databank waar nog genoeg verhalen wachten om verteld te worden.

Techniek