Openbare zitting De Doofpotgeneraal

Schrijven Online doet verslag van het hoger beroep in de Doofpotgeneraal-zaakOp donderdag 25 februari 2016 diende om half 10 ’s ochtends het hoger beroep tegen het verbod op verspreiding van Edwin Giltays boek De Doofpotgeneraal. Dit vond plaats in het Paleis van Justitie in Den Haag. Schrijven Online was er bij.  

Giltay: 'Ik hoop dat de persvrijheid wint.'  

Pleidooi appellant  

In de opening van de zitting door de rechter wordt meteen duidelijk dat Edwin Giltay meer bewijsmateriaal bezit: 30 bewijsstukken tegenover één. Met deze tussenstand in de lucht begint advocaat Groenendaal aan zijn pleidooi. In het eerste deel wordt duidelijk gemaakt dat de eerdere uitspraak van de rechtbank te zwaar wordt bevonden door Groenendaal en zijn cliënt. Er wordt verwezen naar vrijheid van meningsuiting, de maatschappelijke component die Srebrenica vormt en het persoonlijke element dat het boek bevat.  

In het tweede deel van het pleidooi wordt ingegaan op de geïntimideerde. Zij zou een aantal van Giltays aannames zelf in de hand hebben, zoals het verkeerd spellen van haar naam. Verder wordt gewezen op het gebrek aan bewijsmateriaal dat de geïntimideerde aanvoert en bepaalde onjuistheden in het bewijs wat wel aangedragen werd.  

Het pleidooi eindigt met een opsomming van Giltays verwachtingen: een opheffing van het spreekverbod, de rechter bekijkt een nieuwe, geanonimiseerde versie van zijn boek, de eerdere rechtspraak wordt teruggedraaid en de kosten van het proces worden door de geïntimideerde betaald.  

Reactie geïntimeerde  

Mr. Thunnissen, advocaat van de geïntimideerde, opent door te wijzen op het feit dat Giltay geen toestemming heeft gevraagd van de geïntimideerde om haar in zijn boek te noemen. Verder wordt ingegaan op de emotionele schade die de geïntimideerde opgelopen heeft door Giltays boek. Ook wordt de onmogelijkheid voor de geïntimideerde om bewijsmateriaal aan te dragen genoemd, aangezien haar personage en uitspraken in het boek zijn gebaseerd op gesprekken bij een koffiemachine, waar geen officiële documentatie van is. Tevens wordt gewezen op het feit dat het boek als non-fictie wordt aangeduid, wat tot gevolg heeft dat de beweringen in het boek als feiten worden aangenomen. 

Anonimisatie van het boek is nutteloos, aangezien er online versies bestaan waarin makkelijk de naam van de geïntimideerde teruggevonden kan worden. Verder is zij te veel vervlochten met het verhaal om enkele delen te schrappen. Dientengevolge moet het hele boek verboden worden. Opvallend is dat er in het pleidooi niet naar bewijsstukken wordt verwezen, buitenom een vorige werkgever van de geïntimideerde die persoonlijk aanwezig is bij het proces.  

Tweede helft  

In de tweede helft van het Hoger Beroep wordt duidelijk dat bewijsmateriaal aangaande de gesprekken tussen Edwin Giltay en de geïntimideerde in deze zaak lastig aan te dragen is, aangezien het boek geschreven is vanuit de beleving en aantekeningen van één persoon. Het blijft een kwestie tussen twee grondrechten: het recht op privacy en het recht op vrijheid van meningsuiting. Uiteindelijk wordt aangegeven dat het boek geanonimiseerd kan worden en dat de aanduiding non-fictie verwijderd zou kunnen worden, mocht dat het enige struikelblok blijken. Wat wel duidelijk wordt, is dat de geïntimideerde niet de enige is met emotionele schade: ook Giltay verklaart emotioneel te zijn getroffen door uitspraken van de geïntimideerde.  

Giltay: 'ik verwacht dat het hof inziet dat de voormalige MID-medewerkster geen zaak heeft. Ik heb de gedragingen van mevrouw naar eer en geweten opgeschreven.' 

De rechter verwacht op zijn laatst op dinsdag 12 april een uitspraak te doen in deze voor Nederland toch bijzondere zaak omtrent censuur.