7 schrijftips uit ‘De pennen zijn geslepen’

Het AVROTROS-programma De pennen zijn geslepen is afgelopen. Vorige week donderdag won actrice Monic Hendrickx de literaire afvalrace, waarmee zij een boekcontract kreeg. Welke schrijflessen hebben we kunnen trekken uit het programma?

  1. Schrijven draait om vijf W’s, drie P’s en vier S’en (aflevering 1)
    ‘Houd je aan de vijf W’s, de drie P’s en de vier S’en, oftewel wie, wat, waar, wanneer, waarom, perspectief, plot, personages, structuur, stijl, sfeer en spanning. Je kunt niet zomaar wat schrijven.’ 

  2. Ieder personage, goed of slecht, moet sympathie opwekken (aflevering 2)
    Literair agent Willem Bisseling geeft de tip mee dat het bij de speurder niet zozeer gaat om identificatie met het personage, maar dat de lezer wel een gevoel moet krijgen bij hem of haar. Enige sympathie is wel nodig. Zelfs een vreselijk slecht personage, zoals Hannibal Lecter, kan nog sympathie opwekken en daardoor een sterk hoofdpersonage zijn.

  3. Decor gaat over her beroeren van álle zintuigen (aflevering 3)
    ‘Decor is meer dan de achtergrond, decor is een smaakversterker. Wanneer je een donkere kelder beschrijft, weet jij als schrijver wat er zich bevindt in die donkere kelder. De lezer weet dat niet,’ aldus Paul Sebes. Willem Bisseling vult hem aan: ‘Sfeer is het beroeren van alle zintuigen. Horen, voelen, ruiken, proeven, zien.’ Schrijvers zijn geneigd te focussen op hun primaire zintuig: de ogen. Een boek kan echter enorm verrijkt worden door het gebruik van andere zintuigen.

  4.  Dialoog moet in functie staan van personages (aflevering 4 - extra’s)
    Geef alleen beelden, zonder ze verder te benoemen of nader te verklaren. Dat heet show don’t tell. Schrijf niet: ‘zij is bang’, maar laat de lezer voelen dat het personage bang is. De lezer moet de emoties van het personage beleven, je moet ze niet hoeven uitleggen.
     
  5. Probeer dialoogattributies te vermijden (aflevering 5)
    Beschrijven hoe iemand iets zegt, is een te makkelijke manier om emotie te laten zien. Dialoogattributies als ‘lachte zij’, ‘gekscheerde hij’ en ‘siste hij’ moeten bij voorkeur vermeden worden, niemand lacht terwijl zij een hele zin uitspreekt. De emotie moet doorschemeren uit de dialoog zelf.
     
  6. Spanning draait om taal en tempo (aflevering 6 - extra’s)
    Bij spanning gaat het vooral om de taal en het tempo. Het gaat niet zozeer om de gebeurtenis zelf. Er hoeft niet veel te gebeuren, als je het maar spannend beschrijft. Wees de lezer altijd een stap voor: jij moet weten wat er gaat gebeuren, de lezer moet in het duister tasten.
     
  7. Je plot moet vanaf bladzijde één al uiteengezet worden (aflevering 7 – extra’s)
    De plot van het verhaal moet in de eerste kwart van het boek helemaal uiteengezet worden. Aan het einde van je verhaal mogen er geen losse eindjes meer over zijn. Alles wat er in je plot gaat voorkomen, zoals personages en de moord, moeten in het begin al duidelijk te zien zijn.

Terugkijken van De pennen zijn geslepen kan hier.