Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

478 - Honger

 

De regen druipt over het voorraam, de ruitenwissers kunnen het nauwelijks bijhouden. De airco blaast hard om de beslagen ramen weer transparant te krijgen. De vroege schemer in combinatie met het licht van lantaarnpalen en de neerslag zorgt voor een impressionistisch uitzicht.
Ik erger me. Aan de trage oude zak voor me, die het gaspedaal niet kan vinden. Aan de auto’s naast en achter me, die verhinderen dat ik in kan halen. Aan de tijd die voortduwt en zorgt dat ik te laat thuis zal zijn.
‘Mama, ik heb honger.’
Het zeurstemmetje vanaf de achterbank gaat meteen onder mijn huid zitten.
‘Heb je te weinig gegeten op school?’
‘Het brood zag er vies uit.’
‘Er is niks mis met ons brood.’
‘Jawel, er zaten pitjes op en ik hou niet van pitjes.’
‘We zijn bijna thuis, dan begin ik aan het avondeten.’
‘Maar mama, mijn buik is zo lee-heeg.’
‘Jammer dan.’
Mijn stem krast van de ergernis.
‘Maar mama…’
‘Zeur toch eens niet zo!’
Mijn blik in de achteruitkijkspiegel zorgt ervoor dat mijn negenjarige dochter weet dat het menens is.
Voor me beginnen oranje lampjes te knipperen en kreunend haal ik mijn voet van het gaspedaal.
‘Shit,’ verzucht ik hartgrondig, als ik me bedenk dat de boodschappen ook nog gedaan moeten worden.
Het verkeer komt compleet tot stilstand. Ik zet de radio harder en luister half, terwijl ik in de tussentijd een boodschappenlijstje op mijn telefoon maak. De DJ interviewt iemand die vannacht uit Gaza, via Egypte, terug in Nederland is gekomen. De man vertelt over zijn gezin, waarvan nu alleen nog hij en zijn jongste zoon over zijn. Zijn vrouw en dochters zijn omgekomen tijdens een bombardement. De man vertelt dat er geen tijd was om verdriet te voelen, de angst had de overhand.
Mijn beeld wordt troebel en dat ligt deze keer niet aan de weersomstandigheden. Ik draai de radio op stil, maar met een knoop in mijn maag realiseer ik me dat iets niet willen horen of zien, niet betekent dat het er niet is. Het gevoel van onmacht maakt me misselijk.
Ik voel een hand op mijn rechterschouder. Ik kijk nogmaals in de achteruitkijkspiegel en zie dat mijn dochter ook onder de indruk is van het verhaal. Met mijn linkerhand pak ik de hare even vast en knijp erin.
‘Mama?’
‘Ja, lieverdje?’ Ik veeg mijn wangen droog.
‘Ik heb honger.’

 

Lid sinds

11 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
  • Pluslid

Goed gedaan. Je neemt me mee in de ergernis en net op het punt dat ik denk dat het -ondanks de realistische ellende in de wereld- iets te zoetsappig wordt, die mooie afsluiter.

Graag gelezen. 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Ja, ik sluit me aan bij Hadeke. Mooi gevonden.

Ik zou (in de eerste zin) bij een auto eerder spreken over een voorruit dan over een voorraam. 

Lid sinds

7 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Heel goed gedaan, SD. Ik veronderstel dat het om opdracht 478 gaat en dan weet ik niet of ik er het geluksmoment in terugvind, tenzij het dat heel kortstondige momentje is dat je denkt dat dochterlief wat anders ging zeggen dan dat ze honger heeft. 

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Bedankt allemaal voor het reageren en de feedback.

Het ging inderdaad om dat mini geluksmomentje, hoewel je ook van geluk mag spreken dat een file het ergste moment van je dag is 😊

Lid sinds

14 jaar 8 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Mooi beschreven hoe de ergenissen zich ophopen en dat het humeur tot een dieptepunt daalt.

Vanaf het punt ik erger me word ik het verhaal ingezogen. Ik sluit met aan bij Fief wat betreft de voorruit en misschien dat de regen druipt niet helemaal de lading dekt als de ruitenwissers op maximaal staan. Dan denk ik meer aan de regen die neerslaat op de voorruit.

De slotzin wekt de indruk dat honger misschien niet meer een ergernis is, maar gerelativeerd wordt na het horen van de nieuwsberichten. Van de globale rampen naar microproblematiek van alle dag.