Opdracht#295-brief aan een koninklijk persoon'

 

 

Geachte, lieve vorstin,

 

Het begrip 'vorstin' vind ik bij U passen. Beter dan Koninklijke Hoogheid', of 'Majesteit'.

Vorstelijk is Uw voorkomen en Uw aanwezigheid in het openbaar leven.

Er is mij ooit verteld dat U een harde tante bent en U zich graag 'Majesteit' laat noemen, ach ja, men roddelt zoveel en als 'Majesteit' U beter in de oren klinkt, dan is dat maar zo.

Ik heb U een keer ontmoet, tijdens een bezoek in Antwerpen.

Wij hebben elkaar een hand gegeven en U hebt mij in de ogen gekeken met een warme blik. Het verraste mij hoe levendig en enthousiast U was bij het hand geven. U was persoonlijk geïnteresseerd. Zo heb ik het tenminste aangevoeld.

Normaal gesproken ben ik niet zo gefascineerd door koninklijke hoogheden. Opgegroeid in Rotterdam en Amsterdam, als dochter van een Belgische vader en Hollandse moeder, had ik geen voorkeur voor dit of dat koningshuis. Het zei me niet veel. Wel herinner ik me dat wanneer er een prinsesje geboren werd, we een beschuit met muisje op school kregen en dat we veel vaderlandse liedsjes moesten leren voor een hoog bezoek van Koningin Juliana.

Antwerpen, de stad van mijn leven, had het genoegen U en Uw echtgenoot op het stadshuis te mogen ontvangen, nu toch wel al enkele jaren geleden.

Het was mooi weer, ik woonde dicht bij het stadhuis en ik had er opeens zin in om bloemen aan U te geven. Vraag mij niet waarom. Het was een impuls.

Zo stond ik daar met mijn bloemen te wachten totdat de burgemeester, Bart de Wever, en zijn notabelen, Koning Philip omringden en begeleidden bij het verlaten van het stadhuis. Geen Mathilde te zien. Enigszins teleurgesteld gaf ik de bloemen aan één van de suppoosten. De Koning keek even om, ietwat schutterig, zoals we van hem gewoon zijn, maar nam dan toch de bloemen van de suppoost aan.

Even later kwam U, een stralende Vorstin, gekleed in een mooie roze jurk, het bordes afgelopen, en drukte hier en daar een hand. Zo ook de mijne.

“Majesteit, ik wens U een fijne dag in Antwerpen”, zei ik wat onhandig. “Uw echtgenoot heeft de bloemen die ik U wilde geven. Sorry. Ik had U niet meer verwacht”.

“Ik wens U ook een fijne dag”, zei U. Het klonk echt gemeend.

 

Ik vraag geen gunst van U , ik verwacht geen antwoord. Dit schrijven is bedoeld als een compliment.

Ik hoop dat Uw secretaresse deze brief niet in de vuilbak werpt, maar hem aan U geeft om te lezen.

Nog heel veel fijne dagen toegewenst,

 

Met hoogachting van een bewoonster van Antwerpen.