# 75 Donker oog

Ik heb honger en er is niets in huis. Behalve pruimen en wat bier. Er is wel iets dat voor eten kan zorgen. Door het keukenraam zie ik het bos op loopafstand. Ik heb niet veel nodig. Mijn pantoffels zijn geruisloos en mijn geweer heeft zijn vaste plaats. Ik maak het schietklaar. De honger drijft me naar buiten. Ik kijk schichtig rond; het jachtseizoen is nog niet begonnen. Ben ik blij dat mijn huisje ver genoeg van de dorpskern verwijderd is. Eenmaal in het bos moet ik niet lang wachten. Een donkerbruin langoor flitst voor mijn voeten en gaat enkele meters verder liggen. Het konijn verroert niet. Met de oren rechtop en de donkere pupillen lijkt het de gebeurtenissen af te wachten. Ik kan het niet geloven, een wild konijn dat me bijna misprijzend aankijkt. Ik nader met mijn geweer in de aanslag en mijn hoofd in de wolken. De gedachte aan een malse konijnenbout in een heerlijke, romige jachtsaus doet me watertanden. Nog een stap dichterbij. Ik smak en proef hoe het vlees langzaam uit elkaar valt, hoe het mijn smaakpapillen verwent. Het beestje neemt de tijd om zich te krabben en knabbelt aan een zeldzaam grassprietje. De kleine tandjes rukken venijnig aan een graswortel. Het rekt zich even uit en gaat weer rustig liggen, de ogen op mij gericht. Ongelooflijk. We blijven elkaar aanstaren. Uitdagend. Ik moet zelfs geen moeite meer doen om stil te blijven. Ik begin al te grijnzen, nog enkele meters en ik kan het in zijn nekvel grijpen. De nek omwringen. Liever een kogel, dat gaat sneller. Ik jubel innerlijk en struikel. Het geweer vliegt de lucht in en knalt tegen een boom aan. Een schot weerklinkt. Ik voel me wegglijden, mijn ogen zien nog net hoe het konijn wegrent.