Afbeelding

notitieboek ligt open

Pexels

Dump die roman, schrijf een essay

Hoe gaat het met je roman? Een tijdje geleden stelde een vriend me die vraag. Ik had hem graag geantwoord dat alles voorspoedig verliep. De realiteit was anders. Ik had mijn roman in een lade gedumpt. Ik vreesde dat die beslissing met drama gepaard zou gaan: tranen, een identiteitscrisis, het gevoel dat ik de wereld had bedrogen door mezelf een schrijver te noemen van een verhaal dat blijkbaar toch niet in mijn vingers zat. Maar nee, niets van dat alles: ik ademde nog steeds.

Die bewuste ochtend had ik me voor de zoveelste keer met een kladschrift op de bank genesteld. Jammer genoeg was de bevlogenheid waarmee ik de eerste versies van mijn verhaal op papier had gezet al enkele maanden zoek. Mijn gedachten dwaalden voortdurend af. Van de afwas tot het boodschappenlijstje, werkelijk alles kon me meer boeien.

Een schrijver, een stolp

Stop ik dan met schrijven? Welnee, meer dan ooit is dat wat ik wil doen. Het laat me toe de knoppen van mijn zintuigen open te draaien. Schrijven is goesting met taal botvieren. Schrijven is plezier. En net dat plezier begon ik te verliezen. Ik wilde de weerzin te snel af zijn door op tijd met mijn roman te stoppen.

Een schrijver maakt keuzes - bewust en onbewust, voor en tijdens het verhaal. Hij zet als het ware een stolp over de wereld. Het leven daaronder is de grondstof voor zijn verhaal. Die stolp werd bij mij steeds kleiner. Mijn zintuiglijke knoppen werden door iets (het verhaal?) of iemand (ik?) langzaam dichtgedraaid. Mijn spontaniteit en onbevangenheid, ooit de drijvende krachten achter mijn pen, doofden langzaam uit.

Schrijf een essay

Gelukkig gaat het met mijn blog wel de goede kant op. De essays die ik daarvoor schrijf, rollen bijna moeiteloos uit mijn hoofd. Nooit hoef ik achter inspiratie aan te lopen. Het dagelijkse leven overspoelt me met ideeën. De kunst bestaat erin de interessantste te kiezen. Geloofwaardigheid is nooit een punt. Een blogbericht is uit het leven gegrepen.

Het vertrekpunt van elk essay is mijn eigen ervaring. Dat is de sterkte van het genre, maar tegelijkertijd ook de valkuil. Een essay dwingt me om mijn beleving zodanig neer te schrijven dat ze naar hoger, universeler niveau worden getild. Een lezer moet zich door mijn verhaal aangesproken voelen. Hij moet er iets van zichzelf in herkennen.

Ten onrechte zucht het essay onder een wat duffig, saai en academisch imago. Het werk van schrijfster als Valeria Luiselli, Diana Athill of Joke J. Hermsen toont dat het anders kan. Zij leerden me dat de verbeeldingskracht en intensiteit die ik aanvankelijk enkel aan romans of poëzie toedichtte, ook in een essay aanwezig kunnen zijn.

Een essay, een lus

Een oud-schrijfdocent van me vergeleek het schrijven van een roman met het lopen van een marathon. Romanciers moeten zitvlees kweken, anders raakt dat boek nooit klaar. Die aanpak leent zich niet voor een essay. Reflecties hebben tijd nodig voor ze de weg naar het papier vinden. Ik krijg ze pas neergeschreven als ik veel van mijn bureau wegloop. Verdwalen is verplicht. Uitstelgedrag, verveling en afleiding zijn ideale katalysatoren om een gedachte te ontwikkelen. Het genre sluit ook perfect bij mijn levensstijl aan: de uren waarop ik kan schrijven zijn beperkt, nadenken waarover ik wil schrijven kan 24/7.

Essays zijn te kort om ze met een marathon te vergelijken en te lang om van een sprint te spreken. Ze vertonen meer verwantschap met een wandeling in de vorm van een lus. Wanneer ik op het einde terug bij het startpunt sta, ben ik uiterlijk dezelfde persoon gebleven, maar vanbinnen is er iets verschoven. Ik kan die verschuiving niet meteen benoemen. Ik merk alleen dat ik het landschap op een andere manier ervaar: ik zie plotseling dingen die ik aan het begin van de tocht niet eens vermoedde.

Ward Mertens maakt deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift Gierik & NVT. In 2014 studeerde hij af aan de SchrijversAcademie Antwerpen. Ward Mertens schrijft op www.wardmertensschrijft.blogspot.be.

Techniek