Door: M.J. Plattel-van ’t Erve

Ik heb het al twee weken uitgesteld. En nu is het zover, ik ontkom er niet meer aan. Uit de kast zoek [1] ik het werkboek en uit de lade van het dressoir pak ik een pen. Lopend naar het bureautje bedenk ik dat een beetje muziek erbij wel eens kon helpen. Uit de radio klinkt popmuziek van mijn favoriete zender. [2] Ik ga zitten, de bureaustoel kraakt even. Zuchtend sla ik het werkboek open om de opdracht nog eens goed te lezen. De psychiater heeft me gewaarschuwd dat ik niet meer geholpen kan worden als ik mijn huiswerk niet doe. Mijn vrouw zeurde herhaaldelijk dat ik er nodig aan moest beginnen.  Maar waarom moet ik mijn gevoelens opschrijven? Ze weten het toch al? [3] De feiten logen [4] er niet om; slechts 0,5% van de ingrepen liep verkeerd af en ik was [5] ervan uitgegaan dat ik bij die andere 99,5% behoorde. De woede in mij wordt alsmaar groter. Ik wil geen begrip, ik wil mijn oude leven terug, ik wil weer……. [6]

Een vloek ligt op mijn lippen. Met gebalde vuisten bedenk ik dat het allemaal geen zin meer heeft, alleen…….[7]mijn kinderen, die hebben mij nodig! Mijn vrouw zou [8] bij mijn heengaan een mooi pensioen en daarnaast een uitkering krijgen, zij redt zichzelf wel. Maar mijn zoon en dochter kan ik niet in de steek laten. Ik verman me en bedenk dat het heel moeilijk is. Dát is het. Enigszins tevreden schrijf ik op: “Ik vind het heel moeilijk” Opgelucht plaats ik een dikke punt aan het eind van de regel en berg het werkboek en de pen weer op.

***

Lieve Frans
Jacco Groeneveld

Haar handen beefden en zweetdruppels parelden op haar voorhoofd. Niet bang zijn voor wat ik hem wil gaan zeggen, dacht Trudy, terwijl ze opstond, naar de koelkast liep en de fles rosé pakte. Een glas nam ze uit de keukenkast. [9] Ze schonk zichzelf in en morste.
Vloekend ging ze zitten en boog ze zich over het papier dat blanco voor haar lag. Ze dronk drie glazen achter [10] elkaar leeg in de hoop dat het beven van haar handen zou ophouden.
Het werd minder, maar onvoldoende naar haar zin en ze schonk zichzelf nog eens in. Toen de bodem van de fles in zicht kwam, kwamen ook de zinnen waarmee zij haar onbestemde gevoelens verwoordden.

Lieve Frans,

Ik val meteen maar met de deur in huis.
Jij hebt wel een paar keer gezegd dat als er wat tussen ons was wij dat naar elkaar toe [10] moesten uitspreken.
Dat heb ik vaak gedaan, tegen jou zeggen als er iets was.[11]
Etcetera…

Liefs Trudy

[1] ‘Iets ergens uit zoeken’ is raar, iets uitzoeken of: iets ergens uit halen/pakken.
[2] Als de muziek al klinkt, hoef je niet te bedenken dat muziek je kan helpen, tenzij je de muziek eigenlijk uit wilde zetten, of wilt veranderen. Dat alles is niet het geval. Blijkbaar heb je muziek aangezet. Beschrijf dat ook.
[3] interessante ‘fout’; ‘het’ lijkt naar ‘gevoelens’ te verwijzen, maar dat doet het niet. Als dat de bedoeling is dan moet er staan: ‘Die kennen ze toch al’. ‘Het’ verwijst dus naar iets ander.
[4]‘liegen’, als het echt ‘logen’ moet zijn, heb ik te weinig randinformatie.
[5] Hier begrijp ik de verleden tijd wél!
[6] Drie puntjes. Niet meer, niet minder. Óf een gedachtestreep.
[7] Niet alleen te veel puntjes, ook verwarrende. De nadruk op ‘alleen’ wordt zo sterk, dat het lijkt over ‘alleen zijn’ gaat.
[8] ‘zal’! ‘Zou’ impliceert dat het niet meer zo is. Dat is volgens mij niet de bedoeling.
[9] Door de woordvolgorde krijgt deze zin heel veel nadruk. Te veel naar mijn smaak. Alsof ik zou verwachten dat ook dat glas uit de koelkast zou komen.
[10] ‘achter elkaar drie glazen’ vind ik logischer.
[11] gruwelijk welzijnsjargon, dit ‘naar elkaar toe’, dingen uitspreken doe je ‘tegenover elkaar’, maar in deze brief op zijn plaats, om de vrouw te typeren.
[12] ook in een brief de spreektaal niet overdrijven, ‘naar elkaar toe’ is genoeg, ‘tegen jou zeggen als ...’ is een brug te ver. ‘het tegen jou zeggen, als ...’ of: ‘tegen jou zeggen dat ...’ of, nog beter: ‘als er iets was, dat tegen jou zeggen’.

Commentaar

Maar liefst twee reacties kreeg ik op mijn vraag een verhaalfragment te schrijven waarin iemand zijn gevoelens op papier zet. (Tekstuur, augustus 2009). Ik had mij in de passage daarvoor hardop afgevraagd hoe dat moest, ‘gevoelens op papier zetten’, en dacht laten we maar eens kijken wat er gebeurt als je het uitprobeert.

Zo gezegd, zo gedaan.

Wat opvalt aan beide inzendingen, is dat de inleiding langer is dan de poging zelf, al weet ik niet zeker of het ‘etcetera’ onderaan de brief van Trudy ook een woord is dat Trudy schrijft, of dat het een ‘etcetera’ van de auteur is. Met beide opties moet rekening worden gehouden.
Hoe dan ook, ik vind het veelzeggend dat de gevoelsuitingen zo kort zijn en allemaal iets in zich hebben van: ik geef het op.
Is het dan niet gelukt, dat gevoelens opschrijven? Ik vind van niet. Althans niet in die cursieve delen zelf.
‘Het is moeilijk’, duidt wel een gevoel aan. Maar ‘het’ is een tamelijk leeg en algemeen woord, en met ‘moeilijk’ kun je ook nog alle kanten op. ‘Het is moeilijk’, kan overal over gaan. Met stokjes eten, proppen papier in de prullebak mikken zonder op te staan van je stoel – dat zijn nou niet bepaald dingen die meteen heftige emoties oproepen.

Toch is het, binnen het verhaal, uiterst veelzeggend dat dit de zin is, die op papier komt. Voor de hoofdpersoon is het ook werkelijk de kern van het probleem. Waarom lukt het me niet mijn gevoelens op papier te zetten. Wat zit me nou dwars: ‘Het is moeilijk.’ En niet alleen het opschrijven is moeilijk, ook het omgaan met zijn ziekte is moeilijk. Kernachtiger kan hij het niet zeggen. Maar dat is precies het probleem. Wat hij opschrijft is een conclusie, het einde van een denkproces. En dat heeft, het woord zegt het al, meer met gedachten dan met gevoelens te maken. Nee, de mislukking van het opschrijven zegt meer dan de woorden zelf.

In de brief van Trudy is het al niet anders. Trudy kondigt aan dat ze met de deur in huis gaat vallen, en doet dat vervolgens niet. In plaats daarvan dekt ze zich in, en maakt ze een omtrekkende beweging door te vertellen dat zij al vaker degene is geweest die het moest zeggen. En dan, net op het moment dat je denkt dat het gaat gebeuren staat er: ‘etcetera’. Ze ziet er vanaf. Geen gevoelens. Althans niet ‘onder woorden gebracht’.

Intussen gulpt het gevoel natuurlijk tussen wel tussen de regels door. Alleen al het contrast tussen de eerste en de tweede regel, tussen daadkracht en aarzeling verraadt talloze gevoelens, paniek, angst, aarzeling, hoop. Het gulpt er tussendoor. Maar probeer dat maar eens onder woorden te brengen: het gaat niet.

Eigenlijk wist ik dat ook wel. Gevoelens laten zich niet onder woorden brengen. Gevoelens zijn pre-verbale prikkels die zich verraden in gebaren, pijntjes, zenuwtrekjes, handelingen, visioenen en plotseling invallende ‘gedachten’. Ik bedoel hiermee de zinnetjes mee die je door het hoofd schieten en die je waarneemt als of je geest een zesde zintuig in, niet te verwarren met echte ‘gedachte’ gedachten, de overwegingen die je zelf aanstuurt en formuleert. Natuurlijk, soms kan zo’n gedachte gedachte helderheid scheppen in de chaos van waarnemingen en reacties, maar er zijn maar weinig van die grote inzichten, die overeind blijven zonder het verhaal eromheen.

Ik weet nog, dat ik in het begin van mijn studententijd regelmatig te horen kreeg dat ik zo weinig van mezelf liet zien. En dat mij dat vreselijk raakte, juist omdat ik graag iemand wilde zijn die wél iets van zichzelf liet zien, en dan ook vreselijk zijn best deed om in gesprekken ‘tot de bodem te gaan’.  Hoe kan dat nou, vroeg ik mij af. Tot ik op een dag zat te luisteren naar de gesprekken tussen mijn toenmalige echtgenote en een van haar vriendinnen. Twee mensen die elkaar wél iets van zichzelf lieten zien, vonden ze. Ineens hoorde ik het: zij vertelden elkaar verhalen. Ze wisselden ervaringen uit. ‘Ik stond daar, en ik dacht nog, en toen zij hij... ’ Dat soort gepraat. Veel te oppervlakkig, vond ik. Veel te breedvoerig ook. Ik kreeg al genoeg te horen dat ik zo langdradig was. Ik stootte, dacht ik, meteen door naar de kern. ‘Er zijn situaties waarin me toch wel heel erg grof behandeld voel.’ – dat soort taal. Het klinkt diep, maar gaat nergens over. Of erger, je voelt aan je water dat het ergens over gaat, maar je krijgt tegelijkertijd het idee dat je niet mag weten waarover.  Maar goed, aan dat besef kwaam ik toen nog niet toe. Wel zag ik de truc. Vertel verhalen, geef de mensen gelegenheid zich in je in te leven. Dan laat je zien wie je bent. En zo is het ook in deze fragmenten. De context vertelt meer over de emoties dan de woorden waarmee ze ‘onder woorden’ worden gebracht. En vooral de open plekken daarin. Zoals de ‘foutieve verwijzing’ die ik hiernaast bij punt drie besprak. Daar zindert de emotie doorheen.

Je vindt de rubriek Tekstuur Proza in Schrijven Magazine.