Gevoelens, gedachten en observaties kun je opschrijven in korte bewoordingen die voor ieder bekend en begrijpelijk zijn. Grote levensthema’s als liefde, dood en vergankelijkheid vind je vaak in het werk van de kunstenaar. Dus ook in dat van de dichter. Het zijn thema’s die iedereen kent en raakt. Maar de woorden die ervoor staan, zijn ons zo vertrouwd dat ze door de jaren heen zijn versleten. Door veelvuldig gebruik zijn ze clichématige bewoordingen geworden. Een beeld gebruiken om versleten woorden te vermijden, is een manier om spanning in een gedicht aan te brengen.

Een goed gedicht heeft meerdere lagen, een dubbele betekenis, een universele waarheid die de geoefende lezer tussen de regels vindt. Om die gelaagdheid gestalte te geven, kun je gebruik maken van beeldspraak. In een beeldend gedicht neem je een beeld om te tonen wat je wil zeggen in plaats van dat je het noemt.

Bijvoorbeeld: in een zin kun je spreken over een woedende of opvliegende  man, maar je kunt ook zeggen: met een ruk schoof hij zijn stoel naar achteren. Op deze manier toon je de gemoedstoestand van de man zonder die te noemen. Later ga ik hier dieper op in.

Wat je denkt, voelt en ziet, brengt een reactie teweeg. Het blijft in je (hoofd) zitten. Het moet eruit. Je wilt er iets over zeggen. Een schrijver of dichter drukt zich uit door middel van de taal. Het papier is je werkterrein, de taal is je gereedschap. Gebruik de taal optimaal, want die is onuitputtelijk. Er zijn zoveel hoeken in de taal waar je nog niet bent geweest. Dus, ga op onderzoek uit en schuif de meest voor de hand liggende woorden opzij. Zoek synoniemen of woorden die zijdelings met het onderwerp te maken hebben of verder weg, maak de draad  dunner, gebruik je associatieve vermogen en zoek een omtrekkende beweging. Voordat je het weet, kom je zoveel verrassende mogelijkheden in de taal tegen dat je als het ware kunt kiezen, achterover leunend in je fauteuil. Maak de weg vrij voor jezelf!

Clichématig woordgebruik
Een clichématige zin: een schitterende maan kijkt op het liefdespaar neer.

Liefdespaar en een schitterende maan geven uitdrukking aan het geluk dat het paar ten deel valt. Een zin die we moeiteloos lezen, maar net zo moeiteloos weer vergeten. Ronduit saai. Over geluk schrijven is meestal saai, omdat alles volmaakt is (lijkt), daar kun je niets meer aan toevoegen. Maak het dus minder volmaakt, zoek iets dat wrikt. Bijvoorbeeld: is het paar wel zo gelukkig? Nee, niet echt. Er schort iets. Dáár kun je mee aan de slag.

Hoe doe je dat? Door een tegenstelling te gebruiken. Een bijvoeglijk naamwoord dat niet bij het zelfstandig naamwoord past of een persoonlijke/menselijke eigenschap te geven aan iets dat niet menselijk is.

Bijvoorbeeld: een nukkige maan kijkt op het liefdespaar neer. Door de maan een persoonlijke eigenschap te geven, kun je iets zeggen over de sfeer tussen de geliefden. In dit geval geef je aan dat er wrijving is tussen de geliefden en dat, bij wijze van spreken, één van de twee dat aanvoelt maar zich niet wil of durft uit te spreken. Dit is toch veel spannender dan gewoon zeggen dat een van de twee geliefden mokt?

Oefening 1

Daglicht, ezel, sla jezelf. Nooit leer je de mensen kennen.

Wat wordt er met deze zin bedoeld? Wat staat er eigenlijk? Het lijkt een eenvoudige zin, maar hij is het niet. Schrijf je eigen interpretatie op. Onderaan deze workshop staat de oplossing. Zo kun je bij jezelf testen hoe groot je associatief vermogen is. Maar eerst: hoe kan een beeldend gedicht ontstaan? Door een prikkelend beeld dat je ziet. Kijken gaat vooraf aan schrijven. Je ogen zien meer dan je denkt. Ze observeren en registreren.

Oefening 2: open je ogen

Kijk verder dan je neus lang is. Op de fiets, wandelend of tijdens het boodschappen doen in de supermarkt. Kijk niet alleen naar de producten, maar ook naar de klanten. Een oude man in de rij voor de kassa met alleen een blikje bier en een pakje gesneden kaas in zijn wagentje. Een treurig beeld of grappig? Wat zie je aan ‘ongewoons’ in gewone beelden? Probeer te kijken met verwondering, een  kind heeft die zuivere manier van observeren vaak nog vaak in zich. En sommige dichters. Kijk vanuit je eigen ‘kleur’. Iedereen heeft vanwege achtergrond en ervaring een eigen gezichtshoek (lees: kleur) van waaruit dingen en mensen worden bekeken. Het maakt niet uit of dit een sombere of lichtvoetige manier van observeren is. Het is de jouwe. Dat is het voornaamste.

Oefening 3: schrijven zonder nadenken

Schrijf op wat er in je opkomt. Zonder (te) veel nadenken. Je hebt gekeken vanuit je eigen gezichtshoek en je hebt van alles gezien en geabsorbeerd, dus laat de stroom maar komen. Duw die meekijkende, corrigerende plaagengel (annex correctietoets) van je schouder, hup! het raam uit. Verwelkom de beelden, ze zitten nog op je netvlies.

Mocht dit niet meteen lukken: schrijf dan elke dag een regel of twee over wat je die dag aan opmerkelijks hebt gezien. Bijvoorbeeld, van maandag tot maandag. Na 1 week heb je 14 regels op papier. Misschien lukt het je om 3 regels per dag op papier te krijgen of wie weet 4. Voordat je het weet heb je al 28 regels... door te kijken en nog eens te kijken.

Een toepasselijk citaat van Strindberg (uit ‘Droomspel’):
Tijd en ruimte bestaan niet

Tegen het vage decor van de werkelijkheid
weeft de verbeelding nieuwe patronen...

Oefening 4: lees dit gedicht:

Alice in Wonderland
Op een dag was de deurklink
een komma.
In de kamer hing een speldenknop
aan het plafond.

Zon wrong zich naar binnen
en liet een fractie
ongekoelde schaduw achter.
In de keuken werd de oven laaiend

als een enveloppe.
Ze wachtte.
Kleine voet schoof verder.
Elleboogje boog.

Buiten stak de zon
zijn grote gele hand op.

(dit is een gedicht uit mijn bundel Goed Volk, 2004.)

Kijk naar het ‘ongebruikelijk’ taalgebruik en de ‘ongebruikelijke’ beelden in het gedicht. Zon wrong zich naar binnen, ongekoelde schaduw, In de keuken werd de oven laaiend/als een enveloppe. Wat gebeurt er in dit gedicht? Lees het hardop, voel het ritme, de klank van de woorden, de assonantie. Kijk naar de dichtvorm, het afbreken van de zinnen, het gebruik van witregels. Hoofdletters en kleine letters aan het begin van een regel. Het thema van het gedicht is.... Verwondering, maar dat heb je vast al ontdekt. Toch komt het woord verwondering er niet in voor. 

Oefening 5: ontdek je thema

Wat heb je nu geschreven? Wat distilleer je uit de tekst? Heb je elke dag enkele regels opgeschreven over wat je hebt gezien? Ontdek dan wat er per dag verschilt. Of niet. Wellicht heb je elke dag anders gekeken, afhankelijk van je humeur of eigen kleur van die dag. Wat is je opgevallen? Wat is het thema? Is het verlangen, verdriet, buitensporig geluk of verveling? Schrijf het op een kladje en kijk er niet meer naar. Nu weet je het. Het materiaal heb je in huis. Het werken aan de taal begint. Hier is het gereedschap.  

Het S.O.S. van de dichter: Schrappen-Omgooien-Schaven
Schrappen:
Schrap alle clichés en clichématige bewoordingen. Ook veel voorkomende bijwoorden zoals maar, als, terwijl – weg ermee. Het moet een gedicht worden, je hebt de vrijheid, dus je neemt hem. Overbodige uitleg schrappen. Houd het thema vast in je hoofd. Zoek er beelden, situaties bij, maak een omtrekkende beweging. Schrijf zo beeldend en suggestief mogelijk. Suggereer en toon. Zo schep je ruimte voor jezelf én voor de lezer, die op deze manier betrokken raakt bij het gedicht.

Omgooien:
Zoek een (dicht)vorm, die bij de inhoud van het gedicht past. Vierregelige strofen (een couplet), drieregelig (een terzet) of tweeregelig (een distichon). Wissel de strofen af met witregels. Een witregel heeft een specifieke functie in een gedicht. Het zegt: even ademhalen, tijd voor een rustpauze. Kijk of er zinnen of woorden zijn die op een andere plek zijn in te passen. Bijvoorbeeld, een eind kan ook een intrigerend begin zijn. Een middelste strofe is wellicht mooier als laatste. En andersom. Isoleer een regel die volgens jou extra aandacht verdient. Dat doe je door vóór en na de regel een witregel te plaatsen. Daarmee zeg je: kijk hier eens goed naar, dit vind ik een belangrijke regel.
Experimenteer met vorm. Wat verschijnt er aan betekenis, wat gaat eraf? Zorg dat je thema intact blijft. Want dat is wat je zeggen wil.

Schaven:
De vorm van het gedicht is essentieel. Klank en ritme zijn onderdeel van de vorm. De vorm zit vast aan de inhoud. Hoe meer je in een gedicht aan de taal werkt (lees: schaaft), hoe meer de inhoud wordt aangescherpt, die wordt als het ware ‘opgelicht’. Wees kritisch, kijk naar de taal. Lees het gedicht hardop, zodat je kunt horen hoe het loopt en klinkt, of er muziek in zit. Benoem je niet te veel? Kan het spannender, ongewoner? Schaaf aan de woorden, polijst ze. Kleine minimale veranderingen hebben een groot effect. Door een lidwoord weg te halen, bijvoorbeeld:
Kinderen zwommen in zee.
De kinderen zwommen in zee.

Mét lidwoord is specifieker, aanduidend. De kinderen zijn deel van het gedicht, onderwerp. Kinderen zijn deel van de omgeving. Ook het ritme verandert als je een lidwoord weghaalt.

Is het mooie taal? Zit er een ritme in dat wordt volgehouden? Een metafoor (beeldspraak) die wordt doorgevoerd? Bijvoorbeeld: lange zinnen afgewisseld met korte zinnen. Te veel lange zinnen (traag ritme) of te veel korte zinnen (snel ritme). Is dat de bedoeling? Past het bij het thema, onderwerp van het gedicht? Gebruik het enjambement, het afbreken van een regel die je, bijvoorbeeld na een witregel, weer kunt laten doorlopen. Kijk wat er gebeurt.

Op deze manier kun je aan betekenis winnen. Speel met twee, drie of vierregelige strofen. Rangschik ze gevoelsmatig, maar ook bewust. Een gedicht waarin de regels onder elkaar zijn gezet zonder onderbreking van een witregel is een doorlopend gedicht, het leest als in één adem. Elke verandering in vorm of onderdeel ervan (klank, ritme, rijm) heeft effect op de inhoud van het gedicht.

Tonen door middel van associatieve beeldspraak:
De zon gaat onder achter de berg. De horizon kleurt rood. Het ziet eruit als een plaatje. Tijdloos.
Dit is gewone, voor de hand liggende taal.
In de avond sluit het rood achter de berg. Achter de berg slingert een camera. Ergens.
Dit is het gebruiken van associatieve beeldspraak. 

Uitleg: de avond sluit is verbonden met camera (sluiter, sluitingstijd), sluiten is ook dichtgaan/ondergaan. Het rood sluit achter de berg. Avondrood. Het rood verdwijnt, de avond valt. Achter de berg slingert een camera. Het vastleggen van het uitzicht (lees: de omstandigheden) is onmogelijk. Achter de berg. Er is ook een associatie met de rol van de media die overal meteen bij zijn om het vast te leggen (te noemen). De camera heeft een eigen wil, slingert. Als een voertuig dat het slingerende pad van de berg opgaat. Ontsnapt, niet onder controle te houden. Ten slotte: ergens = niet zichtbaar. We weten het niet. Het kan overal zijn. Hij is uit het zicht verdwenen.

Je ziet dat deze regels op allerlei manieren geïnterpreteerd kunnen worden en dat maakt ze intrigerend waardoor je de aandacht van de lezer vasthoudt. Het onderstaande, prachtige gedicht van de dichter Hans Lodeizen (voorloper van de Vijftigers) is een goed voorbeeld van het gebruik van associatieve beeldspraak.

Voor vader
o vader wij zijn samen geweest
in de langzame trein zonder bloemen
die de nacht als een handschoen aan-
en uittrekt wij zijn samen geweest
vader terwijl het donker ons dichtsloeg.

waar ben je nu op een klein ritje
in de vrolijke bries van een groene auto
of legde de dag haar handschoen
niet op een tafel waar schemering en
zachte genezing zeker zijn in de toekomst.

mijn lippen mijn tedere lippen dicht.

(uit: Het innerlijk behang, 1952)

In dit gedicht zie je hoe speels de dichter met de taal omgaat. Kijk hoe hij twee keer het woord handschoen gebruikt in verschillende beelden. En ongewone beelden neerzet, zoals: in de langzame trein zonder bloemen en in de vrolijke bries van een groene auto. Het gedicht is opgedragen aan zijn vader en vertelt over de verhouding vader en zoon. Ter afsluiting een heel ander gedicht over en voor een vader. Minder beeldend, maar zo kan het ook. Van Willem Wilmink.

Vader
vader kocht ooit
een verzameld werk:
een bundel gedichten
van degelijk merk.

bij wat hij mooi vond
zette hij strepen
een enkele keer
een uitroepteken.

bij tijd en wijle
herlees ik die
zeer summiere
biografie:

in een code
van strepen en stippen
steeg het water
hem naar de lippen.

(uit de bloemlezing Domweg gelukkig, in de Dapperstraat, 1994)

Al eerder gezegd, maar het kan niet vaak genoeg gezegd worden. Lees je geschreven gedicht enkele malen hardop. Hoe klinkt het? Wat voor een ritme heeft het? Klopt het ritme met de inhoud? Hoe vindt een ander het klinken?

  • Allerlaatste tip: blijf trouw aan jezelf, maar wees ook niet te waarheidsgetrouw.
  • De Portugese dichter Fernando Pessoa zegt: de dichter liegt de waarheid en veinst zijn gevoelens.

Toelichting: je hebt dat eigen verraad aan de werkelijkheid nodig om het gedicht van zichzelf te maken. Met het thema dat je in beelden toont, laat je eigen gedachten en gevoelens oplossen in het gedicht. Zo wordt een gedicht van zichzelf en tegelijkertijd van iedereen. Door het uitvoeren van het S.O.S. van de dichter wordt het talige aspect van het gedicht groter en de inhoud aangescherpt. De afstand die daardoor ontstaat, heb je nodig; het persoonlijke wordt gemeengoed. Maar wel zo mooi en spannend mogelijk opgeschreven. Want daar gaat het om. Dat gaat de wereld in.

Probeer je eigenheid te bewaren. Want je eigen stem ligt ten grondslag aan een eigen stijl. Succes!

Door: Gerry van der Linden

Oplossing: Daglicht, ezel, sla jezelf. Nooit leer je de mensen kennen.

Daglicht, wat het daglicht niet kan verdragen, ezel, stommerik, sla jezelf - hoe kun je zo dom zijn? Nooit leer je de mensen kennen. De mensen zijn zoals ze zijn, iedereen heeft geheimen. En: wat je ziet is niet wat het lijkt... Zelfs het Daglicht wordt bedrogen, op klaarlichte dag! Iedereen bedriegt iedereen. De mens is alleen.

Dossier