Dit artikel is een vervolg op het interview met Helen Vreeswijk.

Was je al lang actief bij de politie op het moment dat je het eerste stuk bij de uitgever indiende?

‘Vanaf mijn zeventiende werkte ik bij de politie. Toen ik dertien was had ik al de droom om rechercheur te worden, maar dan wel bij de recherche. Ik wilde niet in uniform de straat op, maar ik wilde me bezig houden met het oplossen van puzzels en het uitvoeren van interessante onderzoeken.’

Schreef je toen al?

‘De eerste periode als rechercheur was ik daar nog niet mee bezig. Ik was vooral druk met mijn gezin en mijn carrière. Pas toen ik begon met mijn opleiding Nederlands ben ik naast mijn werk ook gaan schrijven. Na een tijd moest ik toch een uitlaatklep hebben, want ik was alleen maar met criminaliteit bezig. Dat kan soms heel zwaar zijn. Ik kwam in mijn onderzoeken kinderen tegen die dezelfde leeftijd hadden als mijn jongste dochter. Na een tijd gingen dat soort dingen toch aan me vreten. Ik wilde iets creatiefs doen en toen is mijn hobby schrijven geworden.’

Waarom jongeren als doelgroep?

‘Ik zag bij de politie dat de slachtoffers en de daders steeds jonger werden. Een verkrachter van 14 jaar, dat zijn geen leeftijden. Mijn kinderen waren op dat moment ook zo jong. Zij kwamen met vriendjes thuis en hadden geen idee wat een loverboy was. Het leek mij slim, mede door mijn kennis en ervaring als rechercheur, om dit kinderen uit te leggen, zonder belerend te zijn. Een soort eyeopener. Ik schrijf vooral omdat ik dat leuk vind, maar ik wil ook dat kinderen er iets van kunnen leren.’

Zijn alle gebeurtenissen in je boeken altijd 100% echt? Of verander je stukken, zodat ze aansluiten bij je doelgroep?

‘Ik ben altijd eerlijk in mijn verhalen. Ik vertel de verhalen echt zoals ik ze meemaak. De fouten die er bij de politie gemaakt worden, vertel ik ook. Het zijn niet allemaal superhelden. Het gaat niet allemaal zoals in CSI. Was het maar waar, dan was ik nooit meer weggegaan.’

‘Ik kan nooit in het hoofd van de dader of het slachtoffer kijken. Je doet een verhoor dat meestal vrij oppervlakkig is. Je moet er dus dingen bij verzinnen. Je behoudt de rode draad van de zaak in je verhaal, maar je past ook dingen aan want het moet wel spannend blijven. Daarnaast ga je in een boek voor jongeren niet vertellen wat een verkrachter voor onmenselijke dingen met kinderen doet. Dat vind ik onsmakelijk en niet geschikt voor mijn doelgroep.’

Haal je nog steeds al je inspiratie uit je ervaringen als rechercheur?

‘Ik haal inspiratie uit het nieuws en nog steeds uit mijn werk, want ik zie mijn collega’s nog regelmatig. Ik haal ook inspiratie uit verhalen die mensen mij vertellen. Bij dat soort verhalen ga ik met deze mensen om de tafel. Mijn boek Promille gaat over een meisje met een alcoholverslaving. Ik drink zelf geen alcohol, dus ik weet niet wat dronken of aangeschoten is. Ik weet niet wat zo’n verslaving met je doet, dus dat moeten zij mij vertellen. Ik moet in de huid kunnen kruipen van zo’n persoon, want anders wordt het een heel vaag verhaal.’

Je mag jezelf inmiddels een succesvolle schrijfster noemen. Hoe ervaar je dat zelf?

‘Soms zeggen mensen tegen mij: Je hebt de ‘young adults’ boeken groot gemaakt. Zo heb ik het nooit ervaren. Ik voel mezelf niet beter dan anderen. Ik schrijf en ik ben schrijfster.’

Denk je dat je politie-inspiratie een keer op raakt?

‘Op dit moment ben ik bezig met een ander boek: een avonturenverhaal. Ik wilde even iets anders schrijven dan een politieverhaal en omdat ik het gevoel had dat mensen het misschien een keer zat zijn. Als dat nieuwe boek een succes wordt, heb ik altijd iets om mee verder te gaan.’

Heb je nog schrijftips?

‘Het is belangrijk dat je ieder hoofdstuk afsluit met een cliffhanger, want dan willen mensen doorlezen. Het moet spannend zijn. Daarnaast moet je er de tijd voor nemen en een plek uitkiezen waar je niet gestoord wordt. Stop altijd een beetje humor en seks in je verhaal. Zo werkt het nou eenmaal. En verder? Gewoon doen.’ 

Door: Anne Grisel

Uitgeven

Techniek